r:,"c HEEMSCHUT r
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
VOGELVRIJ
BESCHERMVROUWE: H. M. DE KONINGIN
Na veel strijd en tegenwerking verheugden alle natuur- en vogelvrienden zich over
het totstandkomen van een vogelwet, die vooral gericht was tegen de ontstellende
vangst en uitvoer naar Duitschland van duizenden zangvogels en die voorts een
aantal vogels, der uitroeiing nabij, onder haar bescherming nam.
Zoo is het dan nu wel eene bittere teleurstelling, dat Z.Exc. Minister STEENBERGHE
bij algemeenen maatregel van bestuur, en nog wel in strijd met de vogelwet, een
goed deel van het gewonnene weder ongedaan maakt. Deze treurige aangelegenheid
is in de pers vermeld zonder commentaar, de Kampioen van 4 September 1937
spreekt van het „Vogelbesluit" zonder een woord van beklag. Eene gelukkige en
loffelijke uitzondering maakt het te Leiden verschijnend sociaal-democr. dagblad
„Vooruit" van 1 September j.1., op den inhoud waarvan wij ook hier ter plaatse
de aandacht willen vestigen. Art. 15 van 's Ministers maatregel d.d. 9 Aug. bepaalt:
„Hij, aan wien vergunning is verleend om beschermde(l) vogels voor de kooi of
de jacht te vangen, mag daarbij gebruik maken van vang- of treknetten van 10
bij 2 meter." „Deze bepaling", zegt nu Vooruit, „is in flagranten strijd met art. 23
lid 3 van onze wet", omdat zij de bij die wet verboden massa vangst weder mogelijk
maakt. „De geringe afmetingen der 5 bij 1 netten, door Minister VERSCHUUR
toegestaan, zijn hier belangrijk vergroot." Art. 11 der 1 October in werking tredende
wet stond toe, dat de Minister vergunning verleende tot de vangst van beschermde
vogels, maar, zegt Vooruit, dit artikel 11 had voor de vangst met netten geen
beteekenis meer, door het amendement-VAN ZADELHOFF, als gevolg waarvan
art. 23, lid 3 van de nieuwe wet bepaalde, dat het plaatsen en gebruiken van
vallen, kooien, netten, strikken en lijmstokken en van alle andere middelen tot het
in massa vangen of dooden van vogels verboden is. Dit amendement was bovendien
overgenomen uit de Parijsche Conventie van 1902, waartoe wij 1916 waren toe
getreden, en maakte nu ernst met de naleving van dit verdrag.
Wat den vangtijd aangaat, vroeger tweede helft van October, thans bij ministerieele
beschikking vastgesteld volgens die van 24 Augustus zal de vangvergunning
loopen van 15 October—15 December, behoudens eene verklaring, dat zij
1 November moet vervallen. Wij krijgen dus thans een vangtijd van twee maanden,
en, daar de vergunningen zooveel goedkooper zijn geworden, moet men vreezen
voor „eene populariseering der vangst, met als gevolg eene bedenkelijke uitbreiding
van dit onzalig bedrijf."
Ons dunkt, wij moeten het dagblad dankbaar zijn voor zijn protest. Over de
„onwettigheid van den maatregel" zullen onze juristen oordeelen. Ons is het te doen
om de bescherming van die vogelvrij verklaarde kleine vogels, opdat zij niet weder
bij rissen zullen worden gevangen om hier en ginds tot smakelijke hapjes te dienen.
De bedreiging der vogelwereld is er meteen eene van de natuur in eene harer
liefelijkste openbaringen.' Caveant consules Regeering en Kamers mogen toezien.
Oegstgeest, September 1937.
L. Knappert.