38 HEEMSCHUT
werkgevers invloed uitgeoefend zou
kunnen worden op het vrijaf-geven
der knechten op Pinksterdrie, die
werkelijk in de oude dracht der
vaderen het ringrijden in eere houden.
Want, op deze wijze zou men door
een karakteristiek feest een bijzonder
accent brengen in de sfeer van het
Zeeuwsche land, en de levende
schoonheid zou dan aanmerkelijk
verhoogd kunnen worden. Welk een
wonderschoon gezicht is het niet, op
één der „Stra-dagen" de ruiterstoet
te zien trekken langs de golvende
duinen van Westerschouwen naar een plek waar alle ruiters op hun hengsten en
merries in zee springen en wanneer daar dan de stilte en vereenzaming van het
doode landschap verbroken wordt door de aanwezigheid der levende menschen.
Soortgelijke handelingen vinden wij overal bewaard in het hooghouden der
folkloristisch vermaarde spelen en ceremoniën, die altijd weer boeien om hun
zuivere harmonie in de locale sfeer. En juist ook van dit standpunt gezien ligt er
voor Heemschut een wonderrijke taak, die echter tot op heden nog zelfs niet eens
genoemd is, omdat veel ander werk eerder binnen de activiteitssfeer van den Bond
getrokken werd.
Thans echter bij het snelle verbreiden van het verkeer met de daaruit rechtstreeks
voortvloeiende penetratie van stadsche nivelleering op landelijke toestanden, dient
er meer dan ooit aandacht te worden geschonken aan alles wat het suigeneris
karakter van elke plaats of gewest kan verhoogen. En verrassend zal het blijken,
hoe rijk ons volksleven nog is aan dergelijke uitingen, die naar buiten gedemon
streerd kleur en fleur geven aan zoo menig grauw, alledaagsch beeld in stad en
dorp. Iedereen, die een eenigszins dieperen blik dan de gewone „sight seeing"-
toerist heeft leeren slaan in ons onvolprezen Nederlandsche land, weet, welke
rijkdommen van geslacht op geslacht de bewoners daarin hebben opgetast in het
in eere houden van tradities, in het piëteitvol beoefenen van levende Heemschut.
En het is onze taak daarin verder te gaan.
Zoo verheugde het mij bijzonder te vernemen, dat Heemschut's secretaris, de
architect A. A. KOK, die onlangs eigenaar geworden is van een oud pand in
Doesburg, het als een voorrecht beschouwde, zijn jaarlijkschen St. Andries-thijns
te mogen voldoen in natura. O, het kon hem zoo gemakkelijk worden gemaakt,
die betaling van deze oude verplichting 1 12 cent had hij slechts neer te tellen
voor het loket van den ontvanger en deze heeft hem ook duchtig aangespoord de
Andries-thijns in dezen vorm te voldoen. Maar, men kan ook deze eind-November-
thijns vereffenen door drie groote roggeschoven den ontvanger allervriendelijkst
door het loketje toe te reiken. En nu zie ik het gebeuren, dat op St. Andries, in
Afb. 4 De eenzame figuur van den Drenthschen
Wasschopneuger behoort reeds tot de geschiedenis