DE „N. R. C." OVER NATUURBESCHERMING
HEEMSCHUT
3
In het vorig nummer Dec. 1936 verscheen een opstel van Prof. Dr. L. KNAPPERT
over een boekbespreking in de „N. R. C." Teneinde allen recht te doen plaatsen
wij ook een opstel over hetzelfde onderwerp van den Voorzitter van „Natuur
monumenten" en de welwillende toelichting van de „N. R. C."
Natuurbescherming en andere belangen, In de critiek van Zaterdag 21 Nov.
over de nieuwe uitgave van VERKADE „Waar wij wonen" en in het Zaterdag
avondblad van 28 Nov. over het boek van Dr. POLAK, veroorlooft uw medewerker
zich opmerkingen over het werk der natuurbeschermers, die of van onbekendheid
met de juiste toestanden en van oppervlakkigheid getuigen, of neergeschreven zijn
met bedoelingen, die wij niet kunnen waardeeren. Zeer verouderd is het standpunt,
dat er een zekere antithese zou bestaan tusschen natuurbescherming en heemschut
aan de eene zijde, en aan de andere zijde de technische vraagstukken, die bij de
ontwikkeling van ons land te pas komen, zooals b.v. het verkeer.
Mocht het oordeel aan misverstand te wijten zijn, dan zou de schrijver beter hebben
gedaan zich eerst op de hoogte te stellen van den werkelijken toestand. Hij doet
het voorkomen alsof de beweging der natuurbescherming slechts voorgestaan wordt
door personen, die van beschaving ontbloot zijn en slechts onaangename uitdrukkingen
bezigen tegenover ingenieurs en anderen, zooals blijkt uit zijn laatste opmerking
„Dat de sloopers, de ingenieurs, de sportmaniakken en de menschen, die in het
klein huisje-buiten behagen scheppen, steeds met steenen worden gegooid door de
natuurbeschermers en de heemschutters, is een allerongezondst verschijnsel en men
dient daarvan terug te komen". Integendeel, ik kan door ervaring verzekeren hoe
juist in de laatste jaren geen „allerongezondste" toestand heerscht en dat lang
zamerhand het beginsel ingang vindt, dat behoud van het schoone van ons vaderland
een primaire eisch is en in de meeste gevallen kan samengaan, zeer ten voordeele
ook van de noodzakelijke veranderingen, die het landschap daardoor ondergaat,
met wegenaanleg, buiten-wonen, ontginning, enz., en ik verzeker den mij onbekenden
schrijver, dat het „legertje van Dr. THIJSSE" een phalanx is geworden van de
besten van ons land, die Nederlands schoonheid willen behouden, niet, zooals de
schrijver zegt, voor de Vlaamsche gaaien en voor de zilvermeeuwen, maar om ook
het nageslacht het levensgenot te geven van de natuur en de schoonheid van
Nederland, dat ons in zoo groote mate ten deel is gevallen en waarvan wij slechts
de tijdelijke bewaarders zijn.
Juist in dezen modernen tijd wordt de drang naar het genieten van de vrije natuur
steeds sterker gevoeld en in steeds breederen kring, zoodanig zelfs, dat het een
levenseisch is.
Mr. P. G. van Tienhoven.
Voorzitter v. d. Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland.
Wij moeten erkennen, dat wij ons in den door den geachten inzender gewraakten
zin uit de bespreking van Dr. POLAK's boek te algemeen hebben uitgedrukt en