HONDERD METER DAMRAK HEEMSCHUT 95 machteloos), in het algemeen van dieren- en plantenwereld, van bosch en heide nog te redden wat te redden valt, dat komt toch ook aan die allen ten goede, van wie er velen wel aan deze schatbewaarders hun schimp en spot kwijt raken, maar misschien nog hun eerste penning moeten offeren voor den zwaren arbeid, belangeloos verricht, in het geloof, dat ons „Je maintiendrai" ook van toepassing is op de nationale rijkdommen der natuur. In de worsteling met dommen tegenstand, in het verzet tegen roekelooze, vermijdbare vernieling kunnen zij niet rekenen op de erkenning der massa, maar verdienden zij althans niet de miskenning van het Blad, dat die massa voorlichten moest en, wij gedenken het dankbaar, ook menig maal voorgelicht heeft. En wat de bevolking, met name nu in onze groote steden, aangaat, zij dankt het Heemschut, Hendrick de Keyser en andere lichamen, wanneer in den grooten maalstroom nog iets behouden blijft van wat haar schoonheidsgevoel bevredigen of ontwikkelen kan. Ook deze lichtelijk gehoonde heemschutters werpen niet bij voorkeur „steenen op de sloopers". Zij doen beter. Zij spannen zich in om „moedig steenen aan te dragen voor den opbouw" (niet der Kerk van Ev. Gez. 237, 4, maar) voor de bewaring van dien anderen ook heerlijken 'tempel, waarvan CAMPHUYSEN gezongen heeft in den aanhef van zijn „Maysche Morgenstond", ook „door den Meester gebouwd" en „nooyt uytgewaakt, bewaakt". Met mensche- lijke fouten en vergissingen, met (naar hun aard) misschien met wat te weinig transigeeren, toch aan deze tempelwake mede te arbeiden is voor velen niet maar een „hobby", maar, zooals men inderdaad zeggen mag, eene roeping. Oegstgeest, 8 December 1936. L. KNAPPERT. Het altijd lezenswaardige maandschrift van de Nederlandsche Spoorwegen is wat het Mei-nummer van 1936 betreft gewijd aan propaganda voor Amsterdam. Verschillende personen geven daarin terecht hun gunstige meening omtrent het mooie en merkwaardige van Nederland's hoofdstad te kennen. Mij is opgevallen dat de heer V. D. MeULEN, voorzitter van het College van Commissarissen der Neder landsche Spoorwegen, vertelt, dat V. DEYSEL schreef, het binnenkomen langs het Damrak als een feest te beschouwen. En Dr. W. L. GROENEVELD MEYER, regeeringscommissaris hoofdbestuur A N.V.V. deelt mede een tinteling van opge wektheid te voelen als ZEd. over het Damrak loopend Amsterdam binnenkomt. Toen ik dat las kreeg ik lust de heele oplage van het nummer te koopen en ieder die er schuld aan heeft dat men bezig is het Damrak te verknoeien, en ieder die aan die verknoeierij paal en perk kan stellen een exemplaar aan te bieden. Heemschut had honderd jaar eerder met haar zoo noodige werk moeten zijn begonnen. Dan was er nooit het Centraalstation in het IJ gebouwd. Dan was er geen stad ter wereld geweest die Amsterdam had kunnen slaan. Dan zouden zelfs in dezen tijd de Amsterdamsche hotels tot de laatste kamer bezet zijn. De voorzitter van de Ned. Journalisten Kring haalt in het bovengenoemde maand- i

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1936 | | pagina 3