DE „N.R.C." OVER NATUURBESCHERMING 94 HEEMSCHUT In dit machtige, invloedrijke blad komt, niet in een hoekje weggestopt, maar onder Nederland, aan het hoofd van Av. D. 28 November 1936, een artikel voor over Dr. HENRI POLAK's jongste boek, „De zoom van het Gooi". Lof onthoudt het artikel den schrijver niet. Er is veel licht in dit boek; het is sympathiek; het verdient een eereplaats in onze boekenkast; ja men zou zoo gaarne willen, dat hij volkomen zijn zin kreeg. Doch grooter in getale zijn de bezwaren. Dr. POLAK is op den verkeerden weg; hij weet van uitscheiden noch transigeerengaat met zijne wenschen ver buiten het bereik van het mogelijkehoudt eene machtelooze philippica tegen de watersport van het Gooi; hij stelt niet tegenover elkaar ons inwonertal in 1836 en 1936 en, vooral, hij vergeet, dat zelfs een oud man moet leeren zich in het onvermijdelijke te schikken. Aldus lof en blaam. Wij weten niet of de auteur antwoorden zal. Maar wel, dat niet alleen dit boek in het geding is, maar onze gansche strijd voor natuur- en stadsschoonbescherming. En daarover moet ons iets van het hart. Ziehier, na langjarige onverschilligheid, een nieuwe geestdrift voor bescherming van verwaarloosde schoonheid van stad-en-land, voor redding van het bedreigde. Niet met sentimenteele jammerklachten of nijdige polemiek, maar met bezonnen, rustig overlegde daden, veel geldofïers voor aankoop van natuurmonumenten en sierlijke gevels, veel geduld en rustelooze toewijding. Daar tegenover veler doodsche onverschilligheid of kleineerende spot. Gevaarlijker nog de ongunst der tijden, de was der bevolking, de werkverschaffing, het auto-verkeer. In dien strijd voor immers kostelijk volksbezit doet een stuk als dit buitengemeen kwaad. Het onderstreept die bezwaren, het onderschat die belangen en voedt dat misverstand. Het zegt: „Wij moeten sloopen, wij moeten wegen bouwen, wij moeten onze steden uitbreiden", en de natuurbeschermers en de heemschutters krijgen een hak, omdat zij dat dwaselijk niet inzien. Zij doen dat wel degelijk, maar ijveren voor sloopen alleen, waar dat wezenlijk onvermijdelijk is en tegen opruimen van wat met liefde en overleg zeer goed gespaard had kunnen worden. Of ook: „Nederland is 'er voor de menschen en niet voor de Vlaamsche gaaien en het duin niet alleen voor de zilvermeeuwen en het legertje van Dr. THIJSSE". Dit laatste is vooreerst eene ongepaste vinnigheid jegens den man, aan wien ons volk zooveel te danken heeft, en wij verheugen ons, dat zijn legertje van den beginne thans tot een leger geworden is. Maar dan, juist hij en de zijnen (en laat mij als de eerste onder gelijken althans Mr. P. VAN TlENHOVEN noemen) prediken, tegen zulke kinderachtigheden, dit van de daken: Stellig is het land allereerst voor de menschen (schoon ook de dieren hunne rechten hebben), doch wij zijn het die zorgen, dat zij er van kunnen blijven genieten door bescherming van de fauna en flora, voor een goed deel immers de bron van dat genot; dat zij kunnen blijven genieten van die natuurmonumenten, waarvan de verdwijning juist den stedeling het meest van zijne zomerontspanning berooven zou. Naast die onschul dige zilvermeeuwen blijft er, dunkt ons, nog genoeg plaats in de duinen voor de menschen, maar dat duin ongerept bewaren (tegen storm en golfgeweld staat ieder

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1936 | | pagina 2