HEEMSCHUT
59
hunner vermoeden. Toch hebben zij de komende tijden blijkbaar voldoende aan
gevoeld, want de middelen waarmede luidens Art. 1 der Statuten, het doel van
den Bond zou kunnen worden bereikt, laten zooveel ruimte van handelen dat dit
artikel de jaren door onveranderd is kunnen blijven. Het veel omvattende program
kon echter slechts geleidelijk tot uitvoering komen. Gedurende vele jaren heeft de
Bond inderdaad zijn werkzaamheid hoofdzakelijk gezocht in het opkomen voor
het behoud der schoonheid in gemeenten waar geen plaatselijke Vereeniging of
Schoonheidscommissie dit belang behartigde en daarnaast in het verstrekken van
adviezen ten aanzien van nieuw te bouwen woonhuizen, winkels of dergelijke in
gemeenten waar noch architect, noch bouwtoezicht op het aesthetische in bouw
en ligging, in verband met het bestaande, eenigen invloed ten goede kon uitoefenen.
In vele honderde gevallen heeft het tot dit doel ingestelde Adviesbureau van den
Bond niet alleen van raad gediend, maar tevens de teekening aan een grondige
herziening onderworpen. Ook slechts geleidelijk, aanvankelijk langzaam, kon het
begrip Heemschut tot de menigte doordringen. Vele overheidslichamen en particuliere
personen stonden daar langen tijd onvriendelijk, om niet te zeggen vijandig tegenover.
Wat alleen uit liefde voor het behoud van wat schoon of historisch belangrijk was
door den Bond werd aangevat, werd veelal als hinderlijke bemoeizucht begrepen.
De strijd is daardoor geruimen tijd zeer moeilijk geweest. Maar toen eenmaal de
Heemschutgedachte snel om zich heen begon te grijpen, vond de Bond allengs
medewerkers in de plaatselijke Schoonheidscommissies, de vereenigingen „Hendrick
de Keyser", „De Hollandsche Molen", „Menno van Coehoorn", de verschillende
Landschappen en andere, die met speciale doeleinden in een latere periode zijn
opgericht en gelukkig een belangrijk deel van het werk gingen doen dat anders
voor den Bond toch te omvangrijk zou zijn geworden. Het zou U slechts vermoeien
indien ik ook maar een klein deel zou willen vermelden van wat de Bond in den
loop der jaren mocht tot stand brengen of, wat veelal belangrijker was, voorkomen.
Het zou trouwens in heel veel gevallen niet mogelijk wezen vast te stellen in
welke mate het verkregen resultaat op eigen conto dan wel op dat der samen
werkende lichamen zou gesteld moeten worden.
Het werk is met de jaren omvangrijker en belangrijker geworden. Moest de Bond
gedurende de eerste jaren meestal op eigen initiatief optreden, nadien werden hem
van alle kanten door gelijk voelenden de gevallen aangebracht waar gevaren
dreigden en steun werd gewenscht. De Heemschutgedachte is gaandeweg wel
overal zoo doorgedrongen, het begrip Heemschut zoozeer gemeengoed geworden,
dat men in den Bond maar bij uitzondering een boeman, in de meeste gevallen
een soort van reddenden engel ziet.
Zoo mogen wij dus in alle bescheidenheid wel vaststellen dat Heemschut's werk
zegenrijk voor het schoone Nederland is geweest. Daarvoor zij in de eerste plaats
dank en hulde gebracht aan de heeren WE1SSMAN en VAN TlENHOVEN die het
initiatief tot de stichting van den Bond hebben genomen. Van den aanvarg af
tot zijn overlijden in 1923 heeft architect WEISSMAN het secretariaat gevoerd en
daaraan zijn kunde en zijn onvermoeide werkkracht gewijd. Met hem heeft de