ONS ZILVEREN FEEST
46
HEEMSCHUT
HERDENKINGSREDE, uitgesproken op de 25ste jaarvergadering
VAN DEN BOND HEEMSCHUT OP ZATERDAG 6 JUNI 1936
DOOR DEN OUD-VOORZITTER PROF. DR. L. KNAPPERT
Mijnheer de Voorzitter! Dames en Heeren!
Het is een groot en eervol voorrecht tot U te mogen spreken op ons zilveren
feest. „Herdenkingsrede" heeft het bestuur mijn eenvoudig woord genoemd, en
natuurlijk zal herinnering er hare plaats in beslaan. Daarna moge ook het tegen
woordige er zijn aandeel in hebben. Eindelijk wil ik spreken van wat ons aan
Heemschut bindt, van den grond en het goed recht onzer genegenheden. Zij U
het luisteren even welgevallig als het spreken mij en blijke in beide van die liefde,
die immers ook op ons gebied de band is der volmaaktheid.
1911 was het jaar der oprichting, het behoud van de schoonheid van ons land
het doel van den Bond. En waarlijk het was noodig, dat de oogen geopend en
de geesten wakker geroepen werden voor dat gevaar van ontluistering, dat ons
niet meer bedreigde doch reeds akelige werkelijkheid geworden was. Want wel
waren de ergste jaren van roekeloos opruimen van onbegrepen en onbeiflinde
schatten voorbijook waren wel veler harten onrustig geworden, wanneer zij den
gruwel der verwoesting zagen, maar nu kwam het er op aan verzamelen te blazen
en allen, die, gescheiden, zwak waren, door vereeniging de lendenen te gorden.
En aldus is geschied.
In heiligen toorn over de vernieling van een prachtig, oud huis ergens in Waterland,
noodigde 27 April 1909 architect A. W. WEISSMAN enkele belangstellenden in het
Muntgebouw bijeen. De vergadering verzocht hem met mr. G. A. P. M. VAN DER Aa,
K. P. C. de Bazel, dr. J. Th. Oudemans en mr. P. G. van Tienhoven met
nader omschreven voorstellen te komen; daarop volgde 2 Februari 1911 de
stichtings-, 24 Mei de eerste algemeene vergadering, 4 September de Koninklijke
goedkeuring van den Bond, die voortaan eigen erf en heem zou schutten en
beschermen. En het eerste bestuur bestond uit mr. W. B. BUMA, voorzitter,
A. W. WEISSMAN, secretaris, G. A. POS, penningmeester, E. W. MOES en
S. DE CLERCQ. Eere zij hun beginOp die vergadering van 24 Mei wees men
de heeren DE BAZEL, dr. JAN KALF en WEISSMAN aan om een werkprogramma
op te stellen, welk voortreffelijk stuk reeds in het jaarverslag van 8 Mei 1912
kon worden opgenomen. Het omvat de bescherming van belangrijke bouwwerken
en dit in aansluiting aan den arbeid van den Nederlandschen Oudheidkundigen
Bond; van de schoonheid der natuur in aansluiting deze maal aan de Vereeniging
tot behoud van Natuurmonumenten. Voorts de instandhouding van volkskunst,
-feesten en -kleederdrachten; het tegengaan van ontsierende reclames; het doen
houden van technische, wetenschappelijke en populaire voordrachten; het uitgeven
van een maandschrift en de verspreiding van vlugschriften, het uitschrijven van