52
HEEMSCHUT
wel eens. Maar tegen de bescherming van oud-architectonisch schoon gaan zelfs
kunstenaars bezwaar hebben. Enkele tientallen van jaren geleden, toen wij in
bouwkundig verval leefden, zonder eigen taal of karakter, deed de oude schoonheid
opgeld, omdat het al was wat wij bezaten. Thans echter is de nieuwe schoonheid
ontdekt, gebouwd uit ijzer, glas en beton, in vormen sober en vlak, hoekig en
zwaar, zonder verzachtende versiering, alleen lijn en volume, naakt en practisch
en, vooral, internationaal, over de heele wereld gelijk, zonder invloed meer van
traditie of gewest. En de oude dingen? „Vae victis", zegt zij. Deze nieuwe
strekking ondermijnt de Heemschutgedachte aan de basis, zij heet onhygiënisch,
romantisch, fossiel.
Verwondert het U, dat ik in een feestrede op zoo pijnlijke overleggingen uwe
aandacht gevestigd heb? Ik ben er niet bang voor, nademaal er waarheid in
school en wij immers niet schromen haar onder de oogen te zien. Bovendien, wat
onzen arbeid schaden moge, ons groot, nationaal beginsel deren kan het nimmer.
Dat zegt ik haast mij het er bij te voegen trouwens genoemde schrijver ook
uitdrukkelijk.
Wij voor ons zijn welverzekerd, dat strijden voor schoonheid ons uit vroeger tijd
gebleven, niet dwaas of achterlijk, neen, een heilige taak is. Want ging zij te loor
■in natuur, in kunst, in taal en volksleven, welk een trieste, troostelooze eentonigheid
zou als eene lijkwade onze arme wereld overdekken. Dus blijven wij, tegen zoo
vele booze machten in, blijde en krachtig getuigen van ons opperst recht, omdat
wij gelooven in den grooten zegen van ons werk voor heel ons volk nü en in
beter toekomst. In het openingswoord van mr. P. G. VAN TlENHOVEN vóór de
feestvergadering van Natuurmonumenten, 24 October 1931, lees ik op het einde:
„(natuurbescherming) blijft altijd een zaak van geloof." 25) Ik zeg het hem thans
vpor ons deel na en herinner li aan dat prachtige woord uit den Hebreeërbrief26):
„Door geloof is ABRAHAM, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest om uit te gaan
naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou." Ons erfdeel is het vaderland
met al de schatten zijner schoonheid, ongeschonden, ongerept. Daarnaar richten
wij onze schreden in goed vertrouwen. En zullen voortgaan ons geloof te toonen
in onze werken.
Zie Heemschut, Jan. 1925. 2) Opgenoemd in verslag confer. van Dec 1911. 3) Heemschut, Juni 1926.
4) Aldaar, Nov. 1926. 5) Aldaar, April 1935. 6) Aldaar, Sept. 1928. 7) Heemschut, Sept. 1934.
8) 'Aldaar, April 1935. 9) Heemschut, April 1928. l°) Aldaar, Jan 1932. 1!) AWaar, Aug./Sept. 1929.
'2) Aldaar, Juli/Aug. 1931, April, Sept. 1932. 13) Aldaar, Nov. 1928. H) Aldaar, Febr. 1935.
>5) Aldaar, Juni 1927. 16) Aldaar, Maart 1934. 17) Verslag, 26 Mei 1915 bl. 6 en 12 Mei 1917 bl. 9.
18) Heemschut, 17 Mei 1920 bl. 11. >9) Aldaar, Juli 1933 door L. K. 20) Hunne fraaie portretten,
Heemschut, Mei 1936. 21) Zijn werk Aldaar, Februari 1936. 22) N.R.C., 22 April 1936, Av. E.
23) Titel van het boek van Henri POLAK. 24) Vergel. Heemschut, Januari 192 5 25) Jaarboek,
1929-1935, bl. 27. 26) Hebr. XI, 8.