KASTANJEBOOMEN AAN DE VECHT
HEEMSCHUT
29
„huydensdaegs syn leggend in Vrieslant Noorthollant ende andere plaetsen
Wij beëindigen nu maar dit breedvoerige professorale betoog; reeds te lang zijn
de lezers van Heemschut op voor hen wat ongewone, wellicht zelfs moeilijk
verteerbare kost onthaald!
En samenvattende het doel dezer bijdrage, nemen wij nogmaals VAN DEINSE's
woorden over, waar hij zoo opwekkend schrijft over Rutbeek en het Buursche zand,
de omgeving van onze schans: „Wie gaarne in eene Twentsche boerschap wandelt,
„wie van ongerept natuurschoon, van mooie woeste heide houdt, hij bezoeke eens
„deze streken, hij zal zich den verren tocht niet beklagen!"
W. H. SCHUKKING,
Utrecht, April 1936. Secretaris der Stichting „Menno van Coehoorn".
De kastanjeboomen brengen hun onpersoonlijke reclame bij de Vecht in de maand
Mei. De kastanjeboomen zijn over het geheele land en waar ze staan, is het
onmogelijk onverschillig voorbij te gaan; of zou men dat kunnen bestaan? Zelfs
's avonds als er in de dorpen de lichten branden om menschen bij te lichten, gaan
die menschen als kleine, kleine nietsnutte wichtenin koepeling staat toch, breeder
dan huizengevels bij elkander, de dorpskastanje. Maar aan de Vecht brengen de
„paardekastanjes" toch tesamen hun onpersoonlijke reclame in de maand Mei.
Onpersoonlijke reclame, dat maken onze bollenmenschen in het buitenland, dat
maken de bollenmenschen als collectieve inzendingen op een tentoonstelling en,
als er dan een is geweest die de leiding had, en goed werk maakte, wat kan men
dan in waardeering staan voor zoo'n collectief naar voren komen.
Wie zorgde voor de onpersoonlijke reclame voor de bloeiende kastanjeboomen in
de maand Mei, daar aan de Vecht? Wie plantte ze? Ja, wie plantte ze, wie
plaatste ze? Want ze zijn geplaatst die kastanjeboomen, de bloeiende kastanje
boomen in de collectieve Vechtstreekversiering. Ze lijken er zoo kant en klaar
met bloem en al geplaatst voor een niet durende feestelijkheid en straks zal het
alles over zijn, voorbij, maar nu, nu in de volle Mei, is er overal kastanjes
heerlijkheid, overal daar aan de Vecht. Onpersoonlijke reclame wordt er gemaakt
door de boomen die er lijken geplaatst met bloem en blad. En is het niet eigen
aardig, elk bloempje, dat straks naar beneden zal waaien is een inzender in de onper
soonlijke reclame van de collectief uitkomende bloemen in den bloementros; collec
tief, en hoe zijn de bladeren? Kenden zij den gemeenschapszin? Zijn het enkel
voudige bladeren; maken zij persoonlijke reclame? Hoe staan de bladerenhanden?
In den herfst pas en dan nog niet altijd (komt soms zoo'n bladerengeheel aan een
steel, niet gansch en al heel op de gouden stapeling te liggen) verbreken zij het
tesamenzijn van de onderdeelen. De bloemen en de bladeren kennen gemeenschaps
zin, komen collectief uit en met dat terzijdestellen van het individueel uitkomen in
de boomen zelf, wordt de onpersoonlijke reclame door de kastanjeboomen in de