IEDER NEDERLANDER NATUURBESCHERMER
94
HEEMSCHUT
de „Keulsche Vaart", de Weesperzijde, waar aan de overzijde de Duivendrechtsche kade,
Gemeente Ouder-Amstel is, dan begrijpt men wel dat er nog iets geregeld moet worden.
Evengoed als de Provincie Noord-Holland 25 jaar geleden de eerste was die een verordening
stichtte tegen ontsierende reclame in 't landschap, is 't nu dezelfde Provincie die de verordening
aanscherpt door daaronder ook te doen vallen de reclame van het bedrijf aan het betreffend
gebouw. Dit zal wel in hoofdzaak gericht zijn op de verregaande ontsieringen die benzine-
verkoopers tot stand kunnen brengen en op de brutale borden der verzekeringmaatschappijen
die in den laatsten tijd verschenen aan de huizen van schijn-agenten. Dit is echter nog steeds het
landelijk gedeelte, niet de bebouwde kom. Een geval als Ouder-Amstel op de grens van Amsterdam
blijft daarbuiten, want daar is 't niet landelijk. Deze taak blijft voor de Gemeentebesturen.
De kuststrook van Zeeuwsch~Vlaanderen 'vraagt de aandacht. Daar zijn verlangens tot
drooglegging van het Zwin, van een weg langs de kust van de Belgische badplaatsen naar
de verbinding met Walcheren, van huisjesbouwerij op .het Duin. Een verheugenis dat een
plaatselijk comité werd gevormd en derhalve de bemoeienis niet in 'de eerste plaats van
buitenaf moest komen.
Op het gebied van het behoud der schoonheid van de plassen ging Zuid-Holland voor.
Thans heeft ook Noord-Holland deze zaak aangepakt in het belang van de schoonheid en
van de watersport. Vuilnis storten op de oevers, keten bouwen, dit alles dient geremd te
worden. Er is nu een verordening tot stand gekomen waarbij dit alles is geregeld. De
randbebouwing valt onder de Woningwet. De plassengebieden zijn alle bij name genoemd
en reiken van den Westeinderplas tot de kolken en killen op "Texel. Gansch het schoone
Noord-Holland met de wijde wateren zijn nu beschermd. Dit is een daad van groote beteekenis.
A. K.
Daar moet het heen! Natuurbescherming wordt geboren uit gevoel voor de natuur, uit begrip
van haar waarden en dan pas zal het Nederlandsche landschap veilig zijn, als dat gevoel en
dat begrip gemeengoed zijn geworden van het Nederlandsche Volk, als bescherming der
natuur door allen als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het blijft zaak telkens en telkens
weer te wijzen op de gevaren, die het natuurschoon bedreigen, op de schendingen, die reeds
zijn gepleegd, maar bovenal op het nationale belang om ons land mooi te houden voor
onszelf en voor het nageslacht. De natuurbeschermers, vereenigingen zoowel als enkelingen,
èijn zich bewust van de moeilijkheden die hun streven in den weg staanzij hebben te
strijden tegen stelsellooze bebouwing en ontsierende reclame, tegen vuilstorting en onge
motiveerde 'grondafgraving, tegen lintbebouwing en misplaatste werkverschaffing, zij hebben
vooral ,'te strijden tegen baatzucht en onverschilligheid. Zij willen zich de schoonheid van
ons land niet laten ontnemen, zelfs niet door een keurkorps van bouwspeculanten. Dat de
door hen gewekte strooming tegenstrooming wekt, verwondert en ontstelt hen niet; zij zullen
er alles op zetten hun tegenstanders te begrijpen, vertrouwende, dat deze op den duur dan ook
hen zullen willen begrijpen en ieder weet, hoeveel goeds uit wederzijdsch begrijpen kan voortkomen.
Maar het ergste is'de onverschilligheid. Op onverschilligheid heeft niemand vat; rechtstreeks
bestrijden kan men haar niet, want zij is negatief; haar doen verdwijnen, is slechts mogelijk
op één manier: de oogen openen van de al te velen, die ziende niet zien. Op allerhande