HEEMSCHUT
85
den strijd tegen de ontsiering der buitenwegen door huisjesbouwerij. De groote zaal van den
Dierentuin was geheel gevuld. A. N. W. B.'s Voorzitter, de Heer EDO J. BERGSMA leidde
de vergadering. De Minister van Waterstaat sprak een openingswoord. Onder de aanwezigen
telde men de vertegenwoordiging van de Ministeries van Defensie, van Binnenlandsche Zaken,
van Landbouw, van Sociale Zaken, de Commissaris van Gelderland en vele andere vooraan-
staande personen. Uit de rede van den Minister stippen wij aan „Nochthans behoeft,
naar mijn stellige overtuiging niet gevreesd te worden, dat een bevredigende oplossing
onbereikbaar zou zijn." Buiten een zoodanige uiting is reeds het feit dat zoovele Ministeries
en zooveel andere overheidspersonen belangstelling toonen op het stuk der Lintbebouwing
van beteekenis.
De eerste rede was die van den Heer Ir. P. BAKKER S.CHUT te 's Gravenhage, die als oud
gediende op het gebied der volkshuisvesting degelijke opmerkingen gaf, de streekplannen
aanbeval en nog verder ging door te spreken van een nationaal plan, een ordenende leiding
dus voor geheel Nederland.
De Heer J. TALSMA die als een kunstminnend strijder naar voren kwam tot behoud van
de schoonheid der natuur en van de wegen, gaf blijk van scherpzinnige wettenkennis op
velerlei gebied dat de bebouwing langs de wegen en in het landschap raakt. We vingen eruit
op dat de behoefte aan huisjes niet zoo bijzonder meer kon zijn nu in Nederland meer dan vijftig
duizend woningen leeg staan. De Nederlander dient te begrijpen dat ter wille van het groote
nationale belang in beperking van vrijheid en winstmogelijkheid zal moeten worden berust.
Daarna sprak de Heer Mr. F. J. VAN LANSCHOT, de Bossche Burgemeester, enthousiast bij
pakkende plaatjes. Dit was een goede toelichting in beeld bij wat vorige sprekers in 't woord
gegeven hadden. Wel schril kwam naar voren de schoonheid van het landschap en van den
weg in 't verleden en nu, zonder en met bebouwing en wel geen der aanwezigen zal van
meening geweest zijn dat 't zoo maar door moet gaan.
Daarna voerden verschillende sprekers nog het woord, alhoewel door de veelheid van het
gebodene de aandacht verslapte. Als slot werd een motie aangenomen, luidende:
„De vergadering op 8 November 1935, belegd door de Besturen van den Koninklijken
„Nederlandschen Toeristenbond, A.N.W.B., den Bond Heemschut, de Commissie „De Weg
„in het Landschap", het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedenbouw, de
„Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en de Vereeniging het Nederlandsche Wegen-
„Congres, gehoord de inleidingen„overwegende, dat in toenemende mate de bezwaren der
„lintbebouwing in nagenoeg alle deelen des lands worden ondervonden; overwegende, dat
„uit stedebouwkundig en economisch oogpunt èn met het oog op ons landschappelijk schoon
„èn uit verkeersoogpunt het voortwoekeren der lintbebouwing slechts nadeelen brengt en
„daarom ontoelaatbaar is; dringt er bij de bevoegde autoriteiten in Rijk, Provinciën en
„Gemeenten op aan, dat voor zooveel noodig in onderlinge samenwerking zoo spoedig
„mogelijk maatregelen worden getroffen om aan dezen misstand een einde te maken".
De bijeenkomst werd gesloten met een korte rede van den voorzitter, duidelijk en opgewekt
als steeds.
A. K.