HEEMSCHUT
91
niet is ontworpen en aangelegd, doch vanzelf ontstaan, een punt van samenkomst van wegen,
zich langzaam naar elkaar knijpende en verderop weer scheidende. Het meest bij de oude
nederzetting De Bucght bleef de vork open en groeide tot plein, verderop werd de vork
bebouwd en groeide tot twee smalle straten, nu keurig geschikt voor éénrichtingverkeer.
Het Lindeind brengt samen de wegen N.-O. naar Haaren, N. naar Uden, O. naar de Burght,
Z. naar de Gemullehoeken, W. naar Tilburg met een Z.-O. afbuiging naar Moergestel. Dit
wegenstel was aan de Noordzijde meedoogenloos doorsneden door de omstreeks 1860 aan
gelegde spoorbaan BoxtelTilburg. Teneinde het aantal overwegen te beperken knipte men
toen het eerste stukje van den weg naar Haaren eenvoudig eraf.
De rooilijnen van de breede Lind zijn lang niet recht; terugsprongen en eigenaardige zigzag
hoeken verfijnen de schoonheid van het geheel. Daarom werd de rooilijn niet recht ontworpen
doch werden alle aanwezige grilligheden behouden om daardoor vernieuwingen te remmen
en bij vernieuwing het oud-Brabantsch cachet te behouden.
De uitgangen aan de Oostzijde naar den spoorwegovergang, naar den Haarenschen weg en
naar den Moergestelschen weg eischten onverbiddellijk herziening en verbreeding voor het
verkeer. Rekening houdende met de aesthetische waarde der aanwezige bebouwing en met
practische factoren, werden dwars door de aanwezige huizen en tuinen de nieuwe rooilijnen
getrokken. Een groote moeilijkheid bood de Westuitgang van de tot Dorpsstraat versmalde
Lind, de twee eerst splitsende en dan evenwijdig loopende straten, de Hoogstraat en de
Kerkstraat. Op de samenkomst, een monumentaal punt in het Dorp, staat een best en leelijk
gebouw, het Postkantoor, in de daarvoor bekende postkantorenstijl. Dat maakte daar dus
wegverruiming onmogelijk, zoodat er niet anders opzat dan de rooilijn ter overzijde aan te
vatten en achteruit te zetten. Bij deze straten deed zich nog iets merkwaardigs voor, namelijk
dat de eenig aanwezige kaart, de oude kadastrale kaart, bleek mis te zijn. Straten waren
eenige maten anders in breedte dan de kaart aangaf. Dit maakte het noodig groote gedeelten
op te meten en opnieuw in kaart te brengen. Voor de twee vermelde straten werd als maat
tusschen de rooilijnen aangenomen 12 M. Deze maat werd bepaald door verschillende
redenen, waarbij wel als belangrijkste gold het behoud van het fraaie en eigenaardige
Brabantsche aanzien dezer straten, de afwisselende groepen van lage huizen met de daklijn
aan den weg, de hoogere huizen, de lindeboomgroepen en de enkele met een voortuin, Ook
dit onderdeel, de voortuin, waarmede de moderne stedebouw zoo gaarne werkt, was in het
oude Oisterwijk aanwezig en met genoegen te bezichtigen. Om de breedte van 12 M. te
bereiken moest, en daar was niets aan te doen, vrijwel over de geheele lengte aan één of
soms aan twee zijden een lijn door de huizen getrokken worden. Dat was een verantwoordelijk
werk dat ter plaatse werd bekeken, waarbij huis voor huis de ligging of de architectonische
waarde in aanmerking werd genomen of de ligging van boomgroepen. De linden konden
vrijwel alle blijven. De oude straten zijn voor rijweg breed genoeg, mits er achter de
boomen tusschen rooilijn en linde een pad blijft voor al wat niet op den rijweg behoort.
Zoo zal met geduld in den loop der jaren bereikt kunnen worden, dat de monumentale
huizen blijven wat ze zijn en de versleten of ontsierende bebouwing verdwijnt om plaats te
maken voor nieuwe bebouwing, waarbij men den bouwkunstigen vorm in handen heeft. Op
dergelijke wijze werden de dwarswegen onderhanden genomen. Dat zulks geen overdaad is
blijke als voorbeeld uit het straatje Fabriekspad geheeten bij 't postkantoor. Dit steegje van
anderhalve meter breed vormt de verbinding via den spoorwegoverweg van het dorp met
de groote leerfabriekin de schafturen wordt de bevolking daardoor geperst. Om dit straatje