HEEMSCHUT
89
opvatting. Het Hervormde, kerkje, "uit ongeveer 't jaar 1800 dateerend, heeft aantrek
kelijkheid door de begroeiing, den eenvoudigen hoofdvorm en 't stemmig interieur, doch
bovendien door de achter 't kerkje liggende rijk bewerkte oude grafsteenen. In de lange
O.-W.straat, de Kerkstraat, is een oude gevel, wat sterk gerestaureerd, doch de eenige
17e-eeuwsche die behouden is; 't is een eenvoudige gevel met kruisvensters en traptop, alles
van baksteen en dateerend van 1633. Op de plek van het oeroude klooster, reeds in de
helft.der 15e eeuw bestaande, ziet men nu groote nieuwe, onaantrekkelijke gebouwen.
Het oude dorp. Ondanks deze kleine hoeveelheid bijzondere oude bouwwerken heeft gansch
het oude dorp een intieme schoonheid van goede bouwkunst en fraaie silhouetten. Als
hoofd-elementen zijn daarin de eenvoudige mathematische hoofdvorm der huizen en de
lindeboomen. Aan het breede deel van het plein, het Lind-einde, ziet men groote, laat
18e-eeuwsche gevels, zoo groot dat het verwondering biedt dat deze monumentale bouw
werken, woonhuizen zijn, waarachter men de meer dan honderd meter diepe tuinen aanschouwt,
die uitkomen aan 't riviertje de Lei, in den volksmond Voorste Stroom genoemd, in tegen
stelling met een meer zuidelijk gelegen, evenwijdig stroomende beek, die Achterste Stroom
genoemd wordt. Doch de fraaie huizen met geschilderde behangsels zijn tot sigarenfabriek
verworden, de fraaie tuinen tot wildernis en 't riviertje tot een open riool dat 't fabrieksafval
van Tilburg onwelriekend langs 't schoone Oisterwijk voert.
Deze langgerekte vorm eener oeroude nederzetting is een heel vroeg voorbeeld van wat
men nu lintbebouwing noemt, doch wat onze voorouders door fraaie groepeering en boom
beplanting tot een bekoorlijke Lindbebouwing maakten. Al maar meer west wordt het plein
smaller en ook de huizen worden smaller. Tot de splitsing die ver weg weer bij elkaar komt;
als gemaakt voor éénrichtingverkeer. In die smallere straten zijn de huisjes klein, in groepen
aaneengezet met de daklijn aan den weg, niet de goot, want oude Brabantsche huizen hebben
geen dakgoot, wel een schoot. Daar schiet 't water zoo maar af in de keiengoot vóór 't
huis, tusschen den gevel en de haaglinden, de boomen drenkende. Alle bouwverordenings
bepalingen van verhouding der straatbreedte tot bouwhoogte, van afschuining der bebouwing
voor lichttoevoer ter overzijde, alle urbanistieke geleerdheid van beplanting aan de zuidzijde
der straten, van eengezinshuizen, van achtertoegangen, van ruime bouwblokken en wat al
niet meer, zijn in Oisterwijk vanzelf en van nature ontstaan. Tot onze tijd kwam en de
eenvoudige geproportionneerde gevels van 'n winkelpui voorzag en in het genoeglijk groen-
open gat van den straatwand een opdringerig huis schoof.
Of dat niet genoeg was, toen kwamen de stedelingen en zochten een plek om van de
schoone landouwen, van de bosschen en de vennen te genieten. Zij kozen zich een klein,
niet te duur stukje grond in ruime omgeving en dicht bij de bosschen en bouwden daarop
een goedkoop en leelijk huisje, waarvan de karigheid den wandelaar tegemoet komt, om
vandaar in ruime mate te genieten van wat de natuur geschapen heeft en wat anderen in
onbaatzuchtigheid wisten te sparen voor den medemensch en 't nageslacht.
De voorbereidingToen was de tijd rijp om in te grijpen. Dat begreep Oisterwijk's energieke
Burgemeester J. J. L. M. VERWIEL. Op diens volhardend aandringen kwam het tot een
volledig uitbreidingsplan. Volledig omdat niet alleen de kom van het dorp bezien werd, doch
de geheele Gemeente met haar wijduitgestrekte landelijk deel, de bosschen, de vennen, de
buitenwegen, de akkers. En het was noodig, want bij de uitwerking van het plan werd eerst
recht begrepen hoever het kwaad reeds voortgewoekerd was, hoe hier en daar buiten het
dorp reeds buurtjes ontstaan waren, hoe grootestadsbouwmaatschappijen hun aandacht op
enkele plekken gevestigd hadden.