MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
DE 10DE MONUMENTENDAG
BESCHERMVROUWE: H. M. DE KONINGIN
Van den tienden Monumentendag zal ongetwijfeld een
uitgebreid verslag verschijnen van de betreffende com
missie aan den vooravond van den elfden, gelijk het
negende verslag verscheen daags voor den tienden.
Daarom kan slechts een kort verslag hier op zijn
plaats zijnverlucht met de foto's van Heemschut's
persfotograaf, den Heer J. R. KONING, die ook den
vorigen Monumentendag in Brabant in beeld vastlegde.
Zaterdag 28 September was 't vroeg dag aan 't
Amsterdamsche C.-S. Een vaste staf, Heemschut's
voorzitter, Lisse's 'Burgemeester, B. N. A.'s voorzitter,
H. d. K.'s secretaris, allen nog in ochtendstemming.
Voor de ontspanning zorgde de onmisbare CROOCKEWIT,
die te Amersfoort erbij kwam met de mededeeling, dat
hij de vorige week ook al naar Enschedé geweest was,
doch onverrichter zake was teruggekomen. Hij werd
onmiddellijk aan den tand gevoeld inzake de runen-
teekenen op den Amersfoortschen kei, na 't keeren
voor den dag gekomen en die zouden beteekenen: wat
ben 'k blij, op d'andere zij.
't Gezelschap groeide geleidelijk tot in Enschedé. Als 'n
herademing in 't leelijk stadsbeeld eerst de statige rust van den ouden kerktoren en dan 't
Raadhuis, FRIEDHOFF's schepping, eenvoud naar buiten, rijke schoonheid binnen, Twentsch.
Dan de ontvangsten, de Burgemeester. Dan de vergadering, de Commissaris. Dan de spreker,
de Heer WENTHOLT, die zijn gasten reeds langs 't Twenthe—Rijnkanaal had gevoerd en
sprak van Waterstaatswerken en Natuurschoon en blijk gaf voor de natuur en de schoonheid
van 't landschap de zoo noodige belangstelling te hebben, wat vroeger niet van alle ingenieurs
gezegd kon worden. Een muggenzifter vroeg waarom in de bochten van 't kanaal rhododen-
drons waren en de spreker zeiomdat ik oe so gerne sie en sloeg den spijker op den kop,
want we moeten niet bij alles zoo gewichtig doen en ook eens iets doen alleen maar omdat
we 't mooi vinden. De Heer BlIRDET vervulde de rol van Dr. THIJSSE en las diens
„Verarming van ons landschap", dat vanzelf overging in BlIRDET's Gooisch Natuurreservaat.
Hij gaf daartusschendoor leerzame wenken omtrent de schillen en doozen. Toen voerde 'n
eenvoudig man 't woord in vloeiend Twentsch over 't zaaltje en de gobelins, over den tuin
en de museumgebouwen, over de oudheidkundige stukken en de schilderijen, de primitieven
en de klassieken. En er ging een stilte door de gelederen, want ze voelden 't allen tot in
hun ziel, 't was de groote VAN HEEK die sprak van zijn geliefd Enschedé en Twenthe.
Na 't museumbezoek naar Delden waar de deelnemers verdwenen om elkaar aan tafel, bij
Carelshaven, terug te zien. Dat diner duurde kolossaal lang, zoodat tegen twaalven niemand
meer wist waar hij om acht uur mee begonnen was. Wel wisten ze en zullen 't nog lang weten
dat VAN DEINSE sprak van zijn lief land, met zijn beken, zijn goede menschen, zijn watermolens.
».;u. heemschut «zz
De Heer VAN DEINSE vertelt van de Haar-
muhle en van de geschiedenis van Twenthe
ten gehoore van bekende persoonlijkheden