HET BEWAREN EN HERSTELLEN VAN OUDE BOUWWERKEN 18 HEEMSCHUT VOORDRACHT GEHOUDEN VOOR DE LEDEN EN GENOODIGDEN DER VEREENIGING „HENDRICK DE KEYSER" Gaarne aanvaardde ik de uitnoodiging van Uw Bestuur om een lichtbeeldenavond te geven voor de leden der Vereeniging Hendrick de Keyser en genoodigden. Want het Bestuur dezer Vereeniging wist te bereiken dat in een tijdsverloop sedert 1918, dus in 17 jaren een aantal oude bouwwerken in Nederland werd bewaard dat het cijfer 100 nadert. Uw Vereeniging maakt dus wel aanspraak op de waardeering van het Nederlandsche volk. In mijn verzameling is een boekje, geheeten „Is het mogelijk enkele van onze oude gevels voor de toekomst te bewaren" en geschreven door den heer C. VISSER in het jaar 1917, dus een jaar vóór de stichting Uwer Vereeniging. In dit boekje worden dezelfde gedachten ontwikkeld die nu nog in Uw Vereeniging toepassing vinden. In 1917 kocht de heer J. Th. BOELEN het vroegere Wijnkoopersgildehuis in de Koestraat om dit te bewaren. De samen voeging van deze pogingen leidde toen tot de stichting der Vereeniging Hendrick de Keyser. Aanvankelijk gesticht om alleen Amsterdamsche bouwwerken te beschermen, kwam reeds spoedig" de wensch en de noodzakelijkheid om deze bemoeiingen over geheel Nederland uit te strekken. Nu omvat het bezit der Vereeniging eigendommen zoowel te Workum in Friesland als te Sluis in Zeeuwsch-Vlaanderen, bouwwerken uit alle kunstperioden, van het vroeg-Gothische Raadhuisje van Elburg tot het laat-18e-eeuwsche huis te Purmerend. De fotoverzameling Uwer Vereeniging is een kunsthistorisch leerboek geworden. De meeste bouwwerken verkeeren, wanneer zij eigendom worden, in een staat van achterstallig onderhoud. Want zijn dergelijke huizen goed onderhouden, dan zijn ze veelal ook in goede handen en behoeven niet gekocht te worden. Nu gaat het er maar om deze eigendommen te brengen in zoodanigen staat dat zij der Vereeniging waardig zijn en in stand blijven en ook weer zoo dat ze als kunsthistorisch studiemateriaal oorspronkelijk blijven, niet grootendeels vernieuwd worden en daardoor verloren gaan. Hoe goed is in dat licht gezien vele jaren geleden de naamkeus der Vereeniging geweest, tot behoud van oude bouwwerken. Het gaat dus om 't behoud. Daarom is het niet zoo erg dat het Gothisch houten huisje te Edam dat 10 jaar geleden reeds eigendom werd eerst thans wordt opgeknapt; want had men 't coen niet gekocht, dan was 't nu waarschijnlijk weg geweest. En voor 't geld dat men anders 10 jaar geleden voor herstelling had uitgegeven heeft men elders een object kunnen koopen. Veelal zijn de fraaie oude bouwwerken die de Vereeniging verkreeg juist op de grens van te verdwijnen, hetzij door verval, hetzij door plannen van verbouwing. De samenwerking met andere Vereenigingen en met Openbare Besturen heeft reeds heel wat kleine monumenten gered; de belangstelling groeit in alle lagen der bevolking. Men is gaan begrijpen dat niet alleen cathedralen monumenten der bouwkunst zijn en dat juist deze kleine bouwkunst voortbrengselen zijn die iets eigendommelijks zijn van het Nederlandsche volk. Over dit behouden en daaraan verbonden herstelling wil ik U iets mededeelen, gesplitst in twee groepen: het technisch deel en het schoonheidselement. Technisch deel. Te Amsterdam was voor 15 jaren nog weinig gerestaureerd. De eenige bouwwerken waaraan een poging in dezen zin gedaan was, waren buiten.de Nieuwe Kerk het Huis met de Hoofden aan de Keizersgracht, het Korenmetershuisje in de Kolk aan den

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1935 | | pagina 4