DE HERSTELLING VAN HE|T STADSGEZICHT
HEEMSCHUT
17
Vergelijkt men oude afbeeldingen van straten en grachten onzer steden met afbeeldingen uit
onzen tijd, dan valt niet te ontkennen dat „veel schoonheid is teloor gegaan. Dit moet men
niet zonder meer wijten aan vernielzucht van onzen tijd. Gewijzigd is er in de steden altijd.
Vindt men in een prentverzameling een zeer ouge afbeelding van een stadsgezicht en een
van hetzelfde stadsdeel die een eeuw later is, dan ziet men dat bouwwerken verdwenen zijn
van een kunsthistorische waarde, waarvoor men |'nu tot 't laatst zou vechten. Echter, wat
men ervoor in de plaats zette was ook weer gd,ed, iets dat de kenmerken droeg van een
latere kunstperiode en dan met wat er uit vroegerjjtijd stond weder een aantrekkelijke samen
voeging vormde. Zoo is het altijd gegaan, door alfe eeuwen. Nooit heeft de tijd stilgestaan,
nooit bleef het stadsgezicht onveranderd. Behoucjens enkele uitzonderingen van steden die
zelve eenige eeuwen geslapen hebbendoch daar spreekt de weemoed van verloren levenskracht,
van voorbije weelde. De levende stad echter wijzigt altijd. Steeds verdwenen er bouwwerken,
steeds kwamen er nieuwe bij. En Het stadsgezicht tileef goed. De eerste helft der 19e eeuw,
een tijd van weinig handel en bloei maakte slechts spaarzaam nieuwe bouwwerken. Ze waren
echter eenvoudig en goed omdat ze nog naleefden op de vroegere gildevoorschriften en 't
klassieke ordeboek. De tweede helft der 19e eeuw echter gaf den steden veel leelijkheid.
In een oude stad vindt men naast elkaar de oude g|vels uit verschillende kunsttijdperken welke
eeuwen verschillen. Deze gevels hinderen elkaar ni^pt, vormen tezamen een fraai stadsgezicht
omdat ze ieder voor zich goed zijn, op een bepaald verhoudingsstelsel ontworpen. Men
zoekt het geheim der schoonheid wel in voorschriften van gelijke hoogte of ander soort
eenvormigheid, gelijk de nieuwe stadswijken worden geordend. Doch hierin is het niet gelegen.
Want 't eene huis is hoog, 't andere laag en zij hinderen elkaar niet.
De 19e eeuw verloor door het verdwijnen der gildjen en der voorschriften van verhoudings
stelsels den grondslag der schoonheid en maakte leëlijke gevels die het stadsgezicht ontsierden.
De tegenwoordige architect heeft tot plicht deze feuten te helpen herstellen.
Aan het Damrak hoek Zoutsteeg te Amsterdam^ stond een treffend voorbeeld, een der
leelijkste gevels van Amsterdam geplaatst voor pen ouder huis dat eens een eenvoudigen,
niet storenden gevel had. x
Een Scheepvaartmaatschappij wenschte op dien stand een passagebureau met kantoren. Het
leelijke huis werd afgebroken en een nieuw gelfouw ervoor in de plaats gezet, waarbij
getracht werd dit te doen aansluiten bij de omgeving.
De linkerbuurman is een vroeg 18e-eeuwsche ||r staat in den top 1725 gevel met een
hals in Lodewijk XV-versieringen. De ramen zijn niet mooi, doch kleinere ruiten kunnen dit
huis verbeteren.
De rechterbuurman is een laat 18e-eeuwsch huisf met eenigermate Lodewijk XVI vormen,
dat bovendien niet lang geleden "bij een verbouwing" kleine ruiten en een ordelijke pui verkreeg
en daardoor belangrijk verbeterd werd.
Het nieuwe huis is bij deze twee zoo goed mogelijk aangepast om daarmede het stadsgezicht
te herstellen.
Amsterdam, Februari 1934. A. A. KOK, architect.