HEEMSCHUT
23
draagt de man een klein zwart petje, dat, soms, op Zondag door een hoogen hoed wordt
vervangen. Merkwaardig voor de mannenkleeding is vooral het boezeroen, dat onder het
vest wordt gedragen en dat aan den hals met twee gouden of zilveren knoopen zichtbaar
is. Zelfs het jongetje in Staphorst draagt reeds deze knoopen Tot het derde jaar is er tusschen
de Staphorster jongens en meisjes geen verschil in kleeding. Beide blijven tot zoolang in de
rokken. Maar daarna worden er langzamerhand die poppige oudemannetjes en vrouwtjes
van gemaakt, die zoozeer de aandacht der vreemdelingen trekken. Want reeds op z'n derde
jaar komt het Staphorster jongetje in de lange broek; draagt hij het zwart zijden petje als
zijn vader en tooit hij zich met het bekende Staphorster buisje met de dubbele rij blinkende,
gouden of zilveren knoopen, dat aan den hals het boezeroentje met de twee groote Stap
horster knoopen zichtbaar laat. Zelfs het donkere kamizooltje, dat bij de kleeding van den
man behoort, ontbreekt aan zijn kinderkleeding niet. De kleeding der meisjes is, voornamelijk
na het zesde jaar, onderling verschillend, alnaar gelang van de klas waarin de kinderen op
de lagere school zijn gezeten. Terwijl het meisje in de eerste klas dezer inrichting van onderwijs
nog een muts draagt, „nettien" zegt men «r in Staphorst tegen, wordt dit hoofddeksel in de tweede
klasse vervangen door het Staphorster oorijzer, waarvan het aantal kronkels der gouden oorijzer-
krullen de welgesteldheid' der draagster van dezen hoofdtooi verraadt. Het oorijzer van het jonge
meisje, verschilt weer met dat der getrouwde vrouwen. Doch de hoofdvorm is een hoefijzervormige
zilveren band met gouden krullen. Daaronder wordt een zwarte, met een punt vooruitstekende, muts
gedragen, waaroverheen weer de gebloemde zijden muts wordt aangebracht, die met strikken onder
de kin wordt vastgeknoopt, evenals de wit kanten muts, die over het oorijzer wordt gedragen. Bij
regenachtig weer, en voor veel Staphorster vrouwen geldt die regel ook voor den weekschen
dag, wordt de muts bedekt door een blauwe doek. Blauw is in Staphorst de rouwkleur. Het
haar der meisjes en vrouwen in Staphorst is kort geknipt. Dat der mannen is gemillimeterd.
Een knevel of baard wordt niet gedragen. Het bovenlijf der vrouwen is gestoken in een
lijfje met korte mouwen, waaroverheen een meestal fel roode, geruite omslagdoek wordt
gedragen. Deze doek ligt over den rug met een punt en wordt op de borst samengebonden.
Hij geeft aan het Staphorster 'vrouwencostuum een bijzondere frischheid. Onder het lijfje,"
draagt de vrouw een vijfschaften borstrok, vroeger van eigen gesponnen wol en volgens
bepaalde eigen patronen geweven. Van dezelfde stof zijn ook de onderrokken gemaakt.
Om het middel dragen vrouwen en meisjes een soort wrong, waaroverheen de rokken hangen
die de Staphorster schoonen onnoodig breed om de heupen maken. Over de rokken wordt
een klein blauw katoenen of geruit schortje gedragen, dat aan den bovenkant van een reep
gekleurde stof is voorzien. De banden der schort zijn altijd hel-blauw en worden van voren
gestrikt. Dit schortje is zeer bekoorlijk voor het costuum. Aan haar' voeten draagt de vrouw
helder wit geschuurde klompen, of lage schoenen of sloffen, met breede neuzen en groote
zilveren gespen. Des Zondags draagt ze een kaschijn. En als ze ter kerke gaat, neemt ze
een met mooi zilver beslagen gezangenboek mee tot den dienst, dat in lange zilveren kettingen
of in mooie lange linten aan de hand wordt gedragen. Als het' des winters koud is, wordt
tevens een fraai bewerkte stoof met koperen hengsels mee naar het bedehuis genomen.
De Staphorster dracht is een nog echt nationale dracht, waarop de Staphorster vrouw
uiterst zuinig is. En van vele andere kleederdrachten onderscheidt zij zich door haar bijzondere
compleetheid. Zij moge boersch lijken, boersch zijn misschien maar dan in den goeden
zin van het woord zij is nog een der helaas maar weinig meer overgebleven uitingen
van onze eens zoo groote Nederlandsche cultuur. Hoelang zal zij zich nog staande weten
te houden? H. CLEWITS.