NEDERLANDSCHE GEBOUWEN TE ROME
HEEMSCHUT
123
UIT ACHT EEUWEN
In den allerjongsten tijd zijn er te Rome twee ,jNederIandsche gebouwen" verrezenHet
Nederlandsch Priestercollege, onder de bescherminig van den H. WlLLIBRORDUS gesteld, en
het Nederlandsch Instituut voor geschiedkundig en) kunsthistorisch onderzoek, eene instelling,
waar tevens jonge kunstenaars en studeerenden onderdak kunnen vinden. In beide gevallen
hebben Nederlandsche bouwkundigen hun medewerjking verleend, doch door omstandigheden,
waaraan nu eenmaal niets te verhelpen viel, was het niet mogelijk aan een vaderlandsch
architect opdracht te geven. Ook ter plaatse wordtf dit betreurd; maar we mogen al blij zijn,
dat het in dezen benarden tijd doenlijk is geweest.de twee gebouwen, waaraan dringende
behoefte bestond, op te trekken. Hadden de bestaande voorschriften anders geluid en waren
de beschikbare middelen ruimer geweest, wie weet.... Nu was men, zoo ver van huis, op
Italiaansche krachten aangewezen. -f
In vroeger dagen was dat anders. Tweehonderdjen driehonderd jaren geleden zou men in
de Eeuwige Stad „zoo maar" over een Nederlandsch bouwmeester hebben kunnen beschikkenJ
Lodewijk van Wittel (Luigi Vanvitelli) Bouwde voor paus Clemens XII Orsini
(1730'40) niet alleen te Rome maar ook te Vitejpbo, te Urbino, te Pesaro en te Ancona,
vóórdat hij in dienst van den koning van Napels trad en als schepper van het statige
zomerpaleis te Caserta beroemd zou worden. De <perste steen van het Italiaansch Versailles
werd in 1752 gelegd. Van wat VAN WITTEL [in- den Kerkelijken Staat tot stand bracht,
zijn o.a. het Lazareth te Ancona en het stadhuis^ te Fano belangrijk, maar vooral de kerk
van de H. MARIA MAGDALENA in het naburige Ijjèsaro, ontworpen op een klein en daarbij
sterk afhellend terrein. De inwendige ruimte bestaat uit een ruim gehouden schip met koepel
en uit drie nisvormige altaarruimten. De gevel 4is tegelijk statig en bevallig; het geheel
vindingrijk en kloek. Al deze gebouwen zijn nog f'immer beschreven, laat staan opgemeten,
terwijl over het paleis te Caserta een geheele litteratuur bestaat. Den 4en Januari 1733 werd
VAN WITTEL verkozen tot lid der Pauselijke Academie van St. Lucas; aan zijn vader, den
schilder CASPAR VAN WITTEL uit Utrecht, te jRome in 1736 overleden, was deze zelfde
eer op den 25 Mei 1711 te beurt gevallen. 4
Eveneens Stichtenaar van huis uit was JAN VA^I SANTEN (GlOVANNI VASANZIO), die in
het eerste kwart der 17de eeuw de bescherming genoot van den kardinaal SCIPIO BORGHESE
en voor dezen kunstlievenden kerkvorst het romeinkche buitenverblijf bouwde, dat als „Villa
Borghese" zoowel wegens het uitgestrekte park als wegens de kunstschatten, die het „Casino"
bevat, wereldberoemd is. VAN SANTEN stond reeds sedert 1611 in pauselijken dienst en wij
kennen hem als de ontwerper van verschillende openbare fonteinen, waarvan er nog drie
bewaard zijn. In 't voorjaar van 1613 werd hij dan als opvolger van FLAMINIO PONZIO
(die wellicht zijn leermeester is geweest) benoemd tot officieel „architetto generale di Sua
Santita Paolo V" op een vast maandloon. Hij had als zoodanig niemand minder dan CARLO
MADERNA als collega naast zich. a
Omstreeks dezen tijd, tusschen 1613 en 1618, maakte VAN SANTEN voor den kardinaal
SCIPIO- BORGHESE, rechterhand van zijn oom den paus, het ontwerp voor de villa, vlak
buiten de Porta Pinciana gelegen. Het gebouw, daia-meesterwerken van RAFAEL, CORREGGIO
en TlTIAAN, van BERNINI en CANOVA herbergt, is stellig door tallooze landgenooten van
den bouwmeester betreden, zonder dat deze ooifehet flauwste vermoeden hadden zich min