HEEMSCÖUT
113
verkeerden toon verdragen. Vergeten wij toch niet, dat het geheim van het landschapsbeeld
schuilt in de harmonie van ieder detail met het geheel. Het is meermalen gezegd, de pracht
van het eigen land ligt in wat menschenhanden ervan hebben gemaakt. Daarom moeten wij
te grooter zorg hebben voor het landelijk schoon. Aan de machtige, eindelooze zee kan een
leelijk huis verrijzen, het moge storen, maar de zee blijft grootsch en machtig. Zoo ook met
de majesteitelijke grootschheid der bergen. Wat de mensch ook doe, het grootsche dier
natuurtafereelen blijft. Bij ons geen groote, indrukwekkende brokken natuurschoon de prachtige
Hollandsche hemel dan uitgezonderd wat ons treft en boeit is de harmonie van het geheel.
De mooie Brabantsche hoeven maken plaats voor" karakterlooze bouwproducten. Het is de
nivelleeringszucht om de stad na te apen, die hoeven doet bouwen, voorzien van uitpuilende
erkers en bloembakjes, waarin nooit planten zujlen groeien, van ramen met glas in lood,
die nooit de bekoring kunnen geven van het licht, dat door het traditioneele dorpsraam
binnenvalt. Woningen door hun protsige zelfvoldaanheid vloekend
statige pracht der Brabantsche dreven met hun rijzige populieren.
Daarin moet verandering komen. Daarin kan verandering komen. Wij hebben het meegemaakt
in Vught. Het protest tegen de verleelijking van het mooie dorp heeft gehoor gevonden bij
het actieve Gemeentebestuur. Dit is, wat dit' punt betreft zeker een voorbeeld voor
plaatsen van gelijke grootte. Thans wordt in Vught behoorlijk gebouwd, alleen schijnt er
nog de ongelukkige meening te bestaan, dat een ieder, die over enkele M2. grond beschikt,
daarop mag bouwen. Het is zelfs of de menschen' begrip krijgen van de schoonheid die zij
kunnen en hebben te geven met hun woningen. Want men moet niet zeggen, dat de menschen
er tenslotte niet vatbaar voor zijn. Zij zijn wel' vatbaar voor goede voorlichting, zelfs in
zuiver-plattelandsche plaatsen. Maar de moeilijkheid is om de menschen begrip bij te brengen.
Vóórdat zij dit hebben, gaan de Gemeenteraden er niet toe over de noodige verordeningen
en maatregelen te treffen, die juist zoo opvoedend werken.
Wat gebeuren moet, dat is dit: wij moeten krijgen een provinciale verordening, een provinciaal
bouwkundig bureau. Het is me werkelijk onbegrijpelijk, dat dit er nog niet is. Dat het
College van Gedeputeerde Staten daartoe nog geen initiatief heeft genomen. Zie ik goed,
dan is men op dit gebied in het noorden veel verder dan in het zuiden. Heeft het Provinciaal
Bestuur van Zuid-Holland niet voor heel kort een verbod uitgevaardigd van vuil te storten
in plassen en op de oevers 200 Meter rondom het water? Zonder algemeene leiding, zonder
provinciale voorschriften komt men er niet. Dorpsbouwmeesters, ook die van gemeentewege
aangesteld, hebben niet het noodige gezag.
In dit verband zou de vraag kunnen rijzen of ook niet een provinciale regeling in het leven
zou kunnen worden geroepen, of, wil men, een Rijksregeling, tot behoud van natuurschoon
bij ontginningen. Het is heusch zoo eenvoudig om èn te ontginnen èn het natuurschoon te
bevorderen. Bijv. met boschranden langs de uitgebreide velden, waardoor prachtige fietspaden
ontstaan. Met groepjes hout hier en daar langs de weiden en langs de bouwkampen. Daaraan
zou in Brabant veel kunnen worden gedaan, want in vergelijking met het oude Brabant met
zijn geheel eigen karakter is het nieuwe werkelijk troosteloos. Het nieuwe, dat verrezen is
langs de Peel en de oude heidevelden, waaraan Brabant zoo rijk is.
Ziedaar eenige gedachten, betreffende een zaak, die wel de aandacht waard is. Periculum in
mora. Misschien ook voor andere provincies. Wij .kunnen daar minder over oordeelen, doch
ons dunkt, dat bijv. in een gedeelte van Overijsel ,'t probleem even nijpend is.
's Hertogenbosch, 30 September 1933. C. M. O. V. NlSPEN TOT SEVENAER.
bij de eenvoudige en
Van de elf "Provinciën hebben thans 10 een meer of minder uitgebreid werkende Provinciale Schoonheids
commissie. Brabant nog niet. Één moet de eerste, één de hekkensluiter zijn. RED.