HEEMSCHUT
91
Met begijnhof en begijntje verdwijnt nochtans iets zeer moois en zeer teer. Een stuk ingetogen
j poëzie. Dit bemerkt gij onmiddellijk wanneer gij een dier hoven binnentreedt; de overgang
is treffend. Uit het daverende leven komt gij plots in een rijk van stilte en eenvoud. De
huisjes, geschaard in gelid of rond een grasplein waar boomen hun kruinen welven of een
boomgaard zijn knoestige stammen toont, zijn nederig, zonder architecturalen praal, doch mooi
en sprekend in hun bescheidenheid.
Stille kluizen voor stille wezens yvaar men binnentreedt door een laag, rond poortje. Gewoonlijk
liggen witte banden over hun roode baksteenen geveltjes van waaruit geruite venstertjes U
aanstaren vol vredige geheimzinnigheid. Het geloof der stille begijntjes prevelt U tegen uit
de namen die boven de ingangspoortjes geschilderd zijn: „De Wijngaerdt" des Heeren, Jezus,
Berg Tabor, de Vlucht naar Egypte".
Smalle, bochtige straatjes met gefestoneerde geveltjes, idyllisch witgekalkt en waartegen een
knoestige wijngaard _omhoog klimt, slingeren zich rond de kerk die zwaar en monumentaal
oprijst, met wijdgeopende poort, en verlaten, met in de donkere diepte de mysterieuze, stille
flikkering der Godslamp. In een laag kapelleken, nevens een boomgaard waarin de musschen
babbelen, hangt een Christusbeeld, spokerig beschenen door kaarslicht. Nauwelijks een stap.
Af en toe een gedaante die voorbijschuift, geruischloos verdwijnt in een onhoorbaar geopend
HET UITGAAN DER MIS