HEEMSCHUT 89 Het ontstaan der hoven moet dus in de dertiende eeuw gezocht wordenen dit ontstaan sloot, zooals wij zagen, een stadium, af. Vooraleer het zóóver •gekomen was,- had den in de Nederr landen nog drie an dere, soorten bestaan. ■Eerst de afzonderlijk wonende begijnen die op private wijze zich verbonden tot tijdelijke maagdelijk heid onder het gezag van hunbiechtvader; later de begijnen ver- eenigd in plaatselijk broederschap en ein delijk de begijnen verblijvende in de begijnhuizen. De eigenlijke begijn hoven nu waren parochies op wier grondgebied de be gijnen woonden rond eene kerk uitsluitend voor hun gebruik. Hun grondgebied was afgesloten door een gracht of een muur en een welbe- waakte poort gaf er EEN NOVICE AAN DEN ARBEID toegang toe. De be gijnen die weigerden er zich te vestigen, verloren hun privilegies en het recht tot het dragen van hun bijzonder kleed. Na 1318 werden de begijnhoven een kerkelijk gedoogde instelling. De begijn is dus geen kloosterlinge; nochtans is zij evenmin een leek. Zooals wij reeds zegden, zij staat tusschen beiden. De begijn, ook nog in dezen tijd, verbindt zich slechts tot het naleven van twee evangelistische raden. Zij belooft maagdelijkheid en gehoorzaamheid, maar niet de vrijwillige armoede. Hare geloften verbinden haar trouwens nog immer slechts tijdelijk; zij houden op zoodra zij het hof wenscht te verlaten.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1933 | | pagina 7