BEGIJNHOVEN EN BEGIJNEN 88 HEEMSCHUT De begijnhoven kunnen gerust be schouwd worden als een der interessantste en meest pittoreske instellingen die "de christene" godsdienst in de Nederlanden opgebouwd heeft. Hun rol in het dagelijksch le ven van vroeger eeuwen is overigens .zeer be langrijk geweest, v want talloos waren de vrouwen die eeuwen lang binnen hunne stille, beschermende-muren beschutting voor de stormen van het leven gezocht en ook gevonden hebben. Gebouwd op godsdienstigengrondslag en in vele opzichten gelijkenis vertoonend. met het kloosterleven, wijken zij. er n.ochtans grondig van. af, .vermits de-vrouw die-in - het>-klooster treedt bepaald afstand doet van de wereld, zich-buiten die" wereld, voor immer'sluit,-terwijl het begijntje er steeds mag in "te'rugkeeren" wanneer afzondering en godsdienst haar-te zwaar mochten gaan wegen. De instelling ervan is zeer oud en wordt alleen aangetroffen op het grondgebied der voor malige Nederlanden. Begijnen echter werden in de middeleeuwen in alle-landen van westelijk Europa gevonden. Er bestonden zelfs begijnen vele jaren vóór het tijdstip waarop het eerste eigenlijk begijnhof verschijnt. - - De etymologie en de juiste beteekenis van beghines, begijn, is tot nu toe onbekend. Waar schijnlijk staat het in betrekking, met de.H. BEGHA. Het eenige-wat zekér blijkt is dat het woord „beghina" omstreeks 1200, in .de Nederlanden een spotnaam was. Basis der beweging was de gelofte der maagdelijkheid, beschouwd trouwens als het voornaamste middel ter volmaking. Zij bereikte in de twaalfde en dertiende eeuwen in westelijk. Europa het toppunt harer uitbreiding. In de Nederlanden drong zij op het einde, der twaalfde eeuw binnen. Het was een mystieke beweging die vooral het vrouwelijk geslacht beïnvloedde. Inzonderheid ongehuwde vrouwen en weduwen werden er in massa door aangetrokken. De begijnenstand was toen een staat die het midden hield tusschen den kloosterlijken en dien der leeken. De vrouw die er toe overging verbond zich niet doör kloosterlijke geloften. -Zij deed geen afstand van haar tijdelijke goederen, maar stemde er in toe tijdelijk van het huwelijk af te zien en gehoorzaamheid te beloven aan eene door haar verkozen geestelijke overheid. Het volk noemde zulke vrouwen beghine, begijnen. Ook mannen traden toen tot den stand toe; men noemde ze begarden of bogarden. Pas in de dertiende eeuw werden de begijnen die de steden in z.g.n. begijnhuizen bewoonden, door de geestelijke overheid verplicht zich in begijnhoven te vestigen. Dit besluit beteekende de dood voor het begijnwezen in Noord-Nederland, tegelijkertijd als een nog grooteren bloei, in een anderen vorm, in het Zuiden. DE NOVICE -WORDT ONDERWEZEN

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1933 | | pagina 6