HEEMSCHUT 93 geweven als met feeënhanden. Aan de wanden prijken heiligenbeelden, te .allen kant glimt tin- en koperwerk en legt aardewerk zijn bescheiden, kleurige glans. In den winter troont er ter verwarming, voor iedere begijn, nog de aartsvaderlijke vuurpot. In sommige hoven nemen de begijnen gezamenlijk hun maal in den refter, waar langs de muren eiken kasten geschaard staan, de „schapraaien", waarin zij haar -tafelgoed en voorraad bergt. In andere hoven nuttigt zij haar maal, afzonderlijk, in haar cel.' Een kast wordt dan geopend, een plankje er uit getrokken dat dienst doet als eettafel. De deuren zijn zoo gemaakt dat wanneer zij openstaan, niemand zien kan wat de begijn nuttigt. De slaapkamers der begijnen zijn gekend om hun eenvoud en zuiverheid. Enkele meubelen milderen er nauwelijks de strengheid van; hagelblank staat het bed, met boven het hoofdstuk, aan den muur, den dikgebolden paternoster. Aan de witgekalkte muren „sanctjes" van geliefde heiligen. Eenvoud, rust -des gemoeds, simpelheid overal. Een begijn is als een kind, het is een meisje of vrouw, kind gebleven trots de jaren en den voortschrijdenden wereldgang die buiten de menschen beroert. Tegenover dit alles zit zij veilig geborgen in haar huisje, op het rustige hof, waarvan de groote ingangspoort gesloten wordt, reeds bij het invallen van'den avond, en waar dan alles als verstorven ligt met hier en daar, in een straatje, het pinkend lichtje voor een heiligbeeld. Kind ook is zij gebleven, trots de jaren, in haar uitingen van blijheid en van vreugde. Bij haar zijn nog bewaard de oude, elders vergeten volksvermaken, de oude spelen: ganzenspel, vier hoeken, enz. En al de feestdagen krijgen er hun recht. Op Kerstdag prijkt het Stalleken van Bethlehem in de groote werkkamer, omringd van brandende kaarsjes; Kerstliedjes worden gezongen, Nieuwjaar gevierd, Sterreliedjes ten beste gegeven. Vastenavond gevierd bij geurige pannekoeken, Paascheieren geschonken. Op 1 April worden grappen uitgehaald en den len Mei versieren vurige bloemen de naïeve beeldjes der H'. Maagd. Ook rijstpap en geurige krentekoeken worden er nog steeds in eere gehouden. Tal van leuke liedjes zijn in en over het begijntje in den loop der eeuwen ontstaan. Zij bezingen de ijdelh'eid van alle wereldsche pracht en genot, het gezegende der armoede. De meest gekende legende over de begijnen is die van MATTEKEN, het dood-arme begijntje dat door hare gezellinnen nooit te gast gevraagd werd en tijdens het gebed Onze Lieve Heer tot haar hoorde spreken. Hetgeen trouwens haar teeren levensdraad brak. De plaatjes die bij dit opstel gevoegd zijn, geven een bijzonder gelukkig gedacht, èn over het pittoreske dat over muurtjes der begijnhoven hangt èn over het stille gedoe der begijntjes. Zij ademen werkelijk een tijd waaruit wij, die in de wereld staa.n, ontgroeid zijn. Vooral het zicht der begijntjes die, uit de kerk komend, zich terug huiswaarts begeven, is buiten gewoon mooi. Men moet zulk schouwspel gezien hebben om er al het intens-schilderachtige ten volle van te begrijpen. Zulk schouwspel kan men het best bewonderen in een der Gentsche begijnhoven, waar de begijnen nog zeer talrijk zijn. Die drom van witgekapte vrouwen zich verspreidend over het wijdsche grasplein, als een vlucht klapwiekende vogels in alle richtingen, is werkelijk iets onvergetelijks. Antwerpen. Amand de Lattin.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1933 | | pagina 11