G. A. POS.
Zoo ergens dan behoort in ons Maandblad de beeltenis te staan van den man, den 17 Juli
na langdurige ziekte van ons weggenomen, wiens heengaan zoovelen als een smartelijk,
persoonlijk verlies gevoelen. Want, was hij in 1910 een der mede-oprichters van Heemschut,
sinds gaf hij zich aan ons werk met volle toewijding. Het was niet het voornaamste ambt
in zijn leven, maar kwam er toch nauw meê overeen. Want bevordering van het verkeer
langs de wegen met al zijne mogelijkheden ging bij hem samen met warme liefde en diepen
eerbied voor lands- en stedenschoonheid, waarvan elke schennis hem pijn deed. Van Heemschut
was hij penningmeester en tegelijk onvermoeid, om met het woord of door persoonlijk bezoek
het bedreigde te redden. Een beminlijk man meteen, met wien het rustig en vertrouwelijk
vergaderen was en wien men gaarne in de vriendelijke oogen zag. Zóó staat hij mij voor
den geest, sinds ik, 1 November 1920 voorzitter geworden, hem in het bestuur aantrof en
van dat oogenblik zijne persoonlijkheid leerde hoogschatten en genegen zijn.
Op een der schoonste plekken van Gelderland heeft men een bank opgericht te zijner
gedachtenis. Wie van dat hooge, lieflijke punt af van den wijden hemel over de pracht der
bosschen geniet, moge eene vriendelijke en dankbare gedachte wijden aan den betreurden
man, die voor het behoud van de geestelijke goederen van- ons volk, voor wat schoon en
lieflijk is en wel luidt zóóveel heeft gedaan. Soms is het ons, alsof uit deze gansche, meer
dan ooit bedreigde wereld van bosch en heide, meer en duin, gevels en grachtjes één kreet,
opgaat, het gladiatorenwoord: Wij die sterven gaan groeten U. Hoeveel te warmer, te
welbewuster moet onze dankbaarheid zijn tegenover die groote voorgangers in den zwaren,
ongelijken strijd, die door hunne onzelfzuchtige toewijding, nog meer misschien door hun
bergenverzettend geloof ons wankelmoedigen zoo dikwijls tot steun en staf zijn geweest.
Ook in Heemschut wordt POS nimmer vergeten.
L. Knappert.
..HEEMSCHUT'' No. 7, JULI 1933