84
HEEMSCHUT
het fatale leeglekken van onze steden. Andere foto's toonen U deze verwoestende bedreiging
van landschapsschoon in het bijzonder langs de waterwegen: langs de Reeuwijksche Plassen,
Amstel en Gein, de beide laatste echter tevens uiterst verheugende voorbeelden van hetgeen
de Overheid kan doen en ook gedaan heeft tot beteugeling van dat euvel: Amsterdam dat,
na vroegeren bouw, de oevers van den Amstel op zijn gebied tot nu toe, met financieele
offers, verder ongerept heeft weten te behouden, tegenover de zuidelijk daarvan gelegen
gemeente, die er tot nu heden niet in is weten te slagen, deze de oevers aldaar zoo sterk
ontsierende lintbebouwing tegen te gaan.
Daartegenover moge ik met dankbare verheugenis melding maken van de 2 gemeenten
langs het Gein, wier gemeenteraden, met opoffering eveneens van eigen belangen, een verdere
voortwoekering van de in 1924 begonnen lintbebouwing langs dit wellicht allerschoonste
van onze Hollandsche polderwateren, reeds in 1925 door vaststelling van een gemeentelijke
verordening hebben weten te voorkomen. Ik meen dat in dezen kring een woord van oprechte
hulde aan deze beide gemeenten: Abcou-Proostdy en Abcou-Baambrugge, voor deze nog veel
te weinig bekende daad, waardoor zij gedemonstreerd hebben, wat ook gemeenten in dit
opzicht künnen bereiken wanneer slechts het juiste inzicht en de goede wil aanwezig zijn,
niet mag ontbreken
Na een inzending van de Vereeniging voor Schoolwerktuinen en Boomplantdagen vindt U als slot
nog een kleine, maar uiterst belangrijke drie-deelige rubriekvooreerst voorbeelden van onze
„Woeste Gronden", betreffende welke de nog altijd gangbare tirade in verschillende aardrijks-
kundeboekjes, dat er in die en die provincie nog zooveel procent woeste grond aanwezig is,
bij de leergierige jeugd den indruk moet wekken en dit ook doet, dat al deze woeste gronden
zoo schielik en zoo grondig mogelijk dienen te verdwijnen. De hier geëxposeerde afbeeldingen
toonen U, wat er dóór dat verdwijnen aan schoonheid en recreatiemogelijkheid verloren kan gaan.
De tweede afdeeling van deze rubriek toont U enkele voorbeelden van verloren gegane, de
derde enkele van bedreigde natuur.
Dames en Heeren. Wij hebben met deze drieledige rubriek de tentoonstelling wenschen te
besluiten, opdat de point d'orgue van dit mineur-accoord dreunend en dreigend in de ooren
van de bezoekers moge blijven naklinken, en het hen nóg eens moge opwekken tot den zoo
noodzakelijken strijd voor het behoud van de schoonheid van Stad en Land!
Symbolisch moeten wij het echter opvatten, dat de bezoekers bij het verlaten, op deze ver
dieping, van de tentoonstelling, nog éénmaal moeten gaan door de inzendingen van de jeugd
organisaties, die hun nogmaals zullen toonen, dat deze strijd voor het behoud van die schoonheid
niet alleen gestreden wordt door ons, ouderen, doch dat mét ons daarvoor strijdt de heden-
daagsche Jeugd, die, in het algemeen gesproken, ons, zooals wij in onze jeugd waren, laten
wij het dankbaar erkennen, verre vooruit is in natuurbegrip en dus natuurliefde; de Jeugd
met haar werklust en werkkracht en haar enthousiasme, en dat wij ons ook daardoor ver
zekerd zullen kunnen houden van de uiteindelijke overwinning, daar, naar het goed-oude
Nederlandsche spreekwoord, vooral ook in dézen strijd: Eendracht Macht maakt!
Houden wij tenslotte dan daarbij deugdelijk voor oogen, dat deze strijd voor de Heemschut-
en dus ook de natuurbeschermings-gedachte in werkelijkheid is een strijd voor onze gééstelijke
vrijheid, doch tevens, dat naar het woord wederom van GOETHE:
Nur der verdient die Freiheit und das Leben,
Der es taglich neu erobérn muss
Een strijd echter tevens, die al onze dagelijksche inspanning ten volle waard is, daar hetgeen
waarvóór wij strijden, niet minder is dan de Schoonheid van het Land en het Geluk van het Volk