62
HEEMSCHUT
als Heemschut, Hendrick de Keyser, De Hollandsche Molen, Natuurmonumenten, Bescherming
der vogels en dergelijke te scharen, dan is dat eigenlijk met één woord te zeggen: omdat ik
strijden wil voor de schoonheid, voor de^ schoonheid van Nederland.
Die schoonheid van Nederland is zulk een kostelijk goed, zulk een waardevol ding, maar
tegelijkertijd ook zulk een teer bezit doch helaas, dat er een trouwe en krachtige phalanx
van strijders gevormd moet worden, in stand gehouden en zooveel mogelijk uitgebreid en
versterkt, die vechten wil tegen al wat die schoonheid wil aantasten en vernietigen.
En nu gaat het er niet in de eerste plaats om mijns inziens of iets oud is of nieuw, het
gaat er om of iets mooi is en karakteristiek, of het in een stadsbeeld of landschap een
plaats inneemt die het maakt tot een element van waarde.
En nu is het eenmaal een vaststaand 2feit dat er onder het oude veel is dat het karakter
van schoonheid draagt. Oude pakhuizen langs Amsterdamsche grachten en aan de kaden van
kleinere steden, oude patriciërshuizen overal in hoofd- en provinciesteden, grachten en grachtjes
vol grootsche pracht en intieme bekoring, molens die een rijke en edele sier zijn van stad
en land, torens die alom zich verheffen en teekening aan het landschap en het stadsbeeld
geven, oorspronkelijke natuurgebieden ook die een schat van schoonheid vertegenwoordigen,
al deze en dergelijke waardevolle elementen in de schoonheid van Nederland zijn vaak
tegelijk oud en mooi. Niet mooi, allereerst omdat zij oud zijn: de Amsterdamsche Pijp zal
nooit mooi worden al zouden de daar zich verheffende bouwsels het duizend jaar uithouden
en ons nageslacht zou aesthetisch al heel3diep gezonken zijn als het eenmaal een vereeniging
zou stichten tot bescherming van de huizen in de van Woustraat en in de Jan Steenstraten
of als het een vereenigingDe Hollandsche windmotor zou oprichten om deze eenmaal in
verval geraakte monsterachtige landschapbedervers te behouden. Oud is op zichzelf niet
synoniem met mooi maar er is inderdaad een tijd geweest, vóór de vervalperiode die in de
vorige eeuw begon, dat vrijwel alles" wat in de stad en op het land verrees een eigen
sobere of imposante schoonheid beza| én al wat ons uit die tijden van goede of edele
bouwkunst is overgebleven verdient voór*zoover het nog bestaat, onze enthousiaste bescherming
waar die maar eenigszins mogelijk is.
Daar komt nog dit bij. Iets is nooit mooi' omdat het oud is, maar wel kan de ouderdom iets
aan de schoonheid toevoegen. De jaren,^de eeuwen drukken op een bouwwerk een stempel
dat iets aan de bekoring, het imponeerënde, de wijding die van een gebouw uit kan gaan
toevoegt. Een oud vervallen schuurtje mét een bemost rieten dak heeft door den invloed van
weer en wind, van zon en regen, van de elementen van den strijd en worsteling der jaren
en eeuwen iets gekregen dat de boeiende schoonheid van zulk een op zichzelf simpel gegeven
ten zeerste verhoogt. 1
Een oude dorpskerk waarover iets van de wijding der tijden ligt, bezit iets indrukwekkends
dat een nieuw bouwwerk, van hoe goeden stijl ook, nooit in die mate kan geven.
Een nieuwe stadswijk kan vol frissche, bloeiende schoonheid zijn of vol stoere pracht, maar
voorloopig ontbreekt er toch iets aan van dat wat alleen in den voortgang der tijden komen kan.
Onze zaak en onzen strijd heeft natuurlijk verschillende kanten, maar dit is toch wel de kant
die telkens weer op den voorgrond moet1 worden gesteldhet gaat ons om schoonheid, oude
of nieuwe, maar de oude dié in de praktijk van het hedendaagsche leven vaak (lang niet
altijd) in het nadeel is of schijnt, heeft voor ons gevoel vele strepen voor. Het nieuwe slaat
er zich wel door en eischt steeds weer nieuwe ruimten voor zich opde oude schoonheid
heeft onze bescherming noodig, onze voortdurende trouwe en vurige bescherming
Harlingen. Ds. A. L. BROER.