HEEMSCHUT 47 einde van het Ziekenwater, dat tusschen de Muiderpoort en het Y doorliep (te zien op de kaart van het Y van NlCOLAAS VAN DER HEYDE, 1674). Laconiek verhaalt de geschiedschrijver WAGENAAR„doch deze paal schijnt met het afslijten van de Paardenhoek weggeraakt te zijn". Wij hebben tot nu toe uitsluitend gesproken over het rechtsgebied van Amsterdam, het gebied dus, waarvan de bewoners belastingplichtig'waren aan de stad en voor alle burgerlijk en strafrechtelijke zaken bij Amsterdam behoorden.^' Een geheel ander soort palen echter zijn de reeds eerder genoemde „banpalen". Onder „bannen" verstond men, hetgeen duidelijk blijkt uit alle geschriften van de allereerste geschiedenis van Amsterdam, de landerijen die grensden aan „der Stede Vrijheid te Lande". Het waren dus voornamelijk die landerijen, welke op het grondgebied van „Amsterveen" (thans Nieuwer-Amstel) en Sloten lagen. Met dè vergrooting van rechtsgebied van 1609 raakte een groot deel van deze bannen onder xde „Vrijheid" evenals dat het geval was geweest met de oude bannen in 1386. Terwijl bij eerste uitbreiding der stedelijke macht niet het minste conflict was ontstaan, raakte men in de jaren, volgende op 1609, in een warnet van moeilijkheden. Eerst in 1669 kwam een schikking tot stand, welke de 29ste November van dat jaar bekrachtigd werd bij „Octroi van 's Eands Staaten". Wanneer binnen de Vrijheid een misdadiger gegrepen werd, volgde na de afstraffing ver banning, allereerst buiten de „Palen van Honderd Gaerden", doch spoedig werd dit voor recht uitgebreid. In 1488 mochten gebannen misdadigers niet binnen duizend roeden van de stad komen; in 1544 niet dichterbij dan één mijl. Yan dien tijd nu dateeren genoemde ban palen. Buiten de hoofdpoorten stonden op de wegen „Ban- of Mijlpalen van hardsteen", waarop het wapen van Amsterdam voorkwam en waarin deze woorden gegrift waren in het Latijn en Nederlandsch„Uyterste Paaien der Ballingen". Zooals gezegd, nog slechts drie banpalen bestaan in den tegenwoordigen tijd, die aan de Amsteldijk, Sloterweg en Amstelveensche weg. Doch ook de plaats van de overigen is nog bekend. De voornaamste stonden aan de Haarlemmerweg, waarvan een afbeelding, door Rembrandt gemaakt, bestaat, en aan de Diemerdijk. Wij hebben thans het verschil opgemerkt tusschen ban- en scheidpalen. Er heeft echter nog een derde soort palen bestaan, namelijk die, welkende uitgestrektheid van Amsterdams grond gebied aangeven. Deze zijn niet lang gebleven. Alleen tijdens het allereerste begin der stad, voordat de ommuring plaats vond, werden deze palen gebruikt. Het waren er vier: aan de Zuidzijde stond er een aan het einde van de Nes ^bij de Grimmenessesluis; aan de Westzijde op de uiterste kant van de Laan (thans Spui), bijgenaamd de „Steenen Roeland"; aan de Noordzijde op het „groote Godsland". Hiermee wérd waarschijnlijk bedoeld het grondgebied der Oude Kerk achter de Warmoesstraat. Ten slótte aan de Oostzijde bij de „Jans Witten Hofstede". Wat hier precies mee aangeduid wordt, is niet bekend; de naam Jans Witten komt, voor zoover bekend is, nergens in Amsterdam's geschiedenis voor, tenminste niet in verband met een hofstede. Men vermoedt, dat dit "een landerij was tusschen Oudezijds Voor burgwal en de Warmoesstraat. Dit waren dus echte grenspalen. Eenmaal hebben'ze de eer gehad, een uitbreiding der stad mee te maken: 1386. Doch spoedig verdwenen'zij, toen voortaan de grens bepaald werd door muren en poorten. s Tellen wij nu al de scheid-, ban- en grenspalen, dj'e Amsterdam bezeten heeft, bij elkaar op, ons eindgetal zou niet 'ver beneden de vijftig a zestig blijven. En wanneer wij zouden gaan onderzoeken, wat daar tegenwoordig nog van over is, komen we op vier of vijf. Hoe zal .het dan zijn over honderd jaar? Waaruit zullen onze nakomelingen Amsterdam's merkwaardige oudheden leeren kennen? Uit boeken en prenten of uit de werkelijkheid? tt F

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1933 | | pagina 13