HEEMSCHUT
19
werden gelegd dwars door de oude vestinggordéjs der steden, de stadspoorten werden als
sta-in-den-weg opgeruimd, de grachten gedempt en gemaakt tot ledige straten waarin bij
sommige eerst 50 jaar later modern verkeer kwami; kleurige baksteenen gevels werden naar
buitenlandsch voorbeeld gepleisterd en geverfd. Deg ontwakende kunstzin der 20ste eeuw heeft
ook de schoonheid der oude bouwwerken opnieuw ontdekt om er de beschermende hand
over uit te steken. b
Wanneer oudtijds een oud bouwwerk hersteld obruitgebreid moest worden gaf men in den
regel de kunstuiting van eigen tijd. Daarbij vindt men nog weer drieërlei opvatting. Men
vindt een kerkgebouw dat toen het voor gebruik te klein werd een choor verkreeg in
grooter afmeting en later stijlvorm, een geheel eigen uiting dus. Men vindt zooals aan de
St. Bavokerk te Haarlem deelen van het Gothieke bouwwerk die in den aanvang der
17e eeuw vernieuwd zijn voor wat de hoofdvorm betreft in Gothischen stijl, doch wat de
kleinere vormgeving betreft in Renaissancestijl, zoobis een topgevel met hogels in Renaissance-
vorm en een spitsboogvenster met vensterharnas waarvan het maaswerk in het geheel niet
Gothiek is. Doch ook treft men voorbeelden aan van 17e eeuwsche stijlnamaak, zooals aan
de Nieuwe Kerk te Amsterdam waar na den l?rand de befaamde klassieke bouwmeester
JACOB VAN CAMPEN de kerk herstelde en balustrdden maakte in Gothische vormen.
En toch geven geen van deze drieërlei soort herstelling of verbouwing een onbevredigenden
indruk. Dit komt omdat steeds de bouwkunst stomd in een zekere geordendheid, onder een
bepaalde hoogere leiding.
In deze lage landen heeft van ouds de bouwkunst gestaan onder geestelijke leiding. In de
abdijen en kloosters werden de wetenschappen beoefend en uit deze centra van beschaving
werden de lejders uitgezonden. Zoo is het te verklaren dat in ver van elkaar verwijderde,
soms afgelegen plaatsen dezelfde architectuurbegrippen en constructiewijzen worden aangetroffen.
De opkomende kracht der bevolking legde de kiem voor de vakleiding der ambachten buiten
de kerk en soms toch na daaraan verwant, de gilden. Vooral in de Noordelijke provinciën
waar de kerkhervorming het meest sterk haar invloed deed gelden waren het de gilden der
ambachten die de bouwkunst op peil hielden. De eenvoudigen oefenden het beschermde
eerlijke ambacht uit. De begaafden onder hen werkten zich als leider en ontwerper op. Deze
leiders maakten zelfs boeken, waaruit men leerentkan dat de meetkunst onontbeerlijk is bij
de bouwkunst. Het eenvoudige woord van OWEN JONES, in zijn Grammer of ornaments:
geen goede bouwkunst zonder geometrischen grondslag is van alle tijden. Of men ziet de
plattegrondteekeningen van SALOMO's tempel of van den Boro Boedoer op Java, van een
Egyptischen tempel of van het Stadhuis-paleis te Amsterdam, alle zijn geconstrueerd op een
eenvoudig geometrisch stramien. Dit is van alle tijden en van alle volkeren, 't Gaat er slechts
om dat de oogen ervoor geopend worden. Wanneer we lezen in het boek Koningen V e.v.
hoe de wijze Koning SALOMO den Joodschen tenrpel te Jeruzalem deed bouwen, bij gebrek
aan bouwmeesters onder de trekkende Joodsche stammen in samenwerking met HlRAM, de
Koning van Tyrus, vinden we daar zinsneden als: VI,2, „en dat huis, hetwelk de Koning
SALOMO den Heer bouwde, was van zestig ellen in zijne lengte en van twintig ellen in zijne
breedte en van dertig ellen in zijne hoogte", waaruit een geordende proportie blijkt, de
plattegrond 1:3, de voorgevel 2:3, de zijgevel 2c: 1. De „aanspraakplaats" VI, 20, „en de
aanspraakplaats vooraan was van twintig ellen in rlengte en van twintig ellen in breedte en
van twintig ellen in hare hoogte en hij overtoog ze met gesloten goud". Die „aanspraakplaats"
was dus als ruimtekunst juist een kubus, een der fraaiste en eenvoudigste mathematische lichamen.
Als ander voorbeeld, de Romeinsche tempel het Pantheon te Rome. De binnenruimte is een