20
HEÈMSCHUT
cylinder waarvan de hoogte juist de straal van den cirkel is met een halven bol erop. De
vloer is dus wiskundig w r2. De staande wand de cirkelomtrek x de hoogte, is 2 t r x r 2 n r2.
De halve bol omdat het oppervlak3 van een bol is 4 x het oppervlak van den grooten
cirkel de helft van 4 keer r2 dus 2 #*r2. Dus vloer wand zoldering =1:2:2.
Deze hoogere wijsheid die gaat door de bouwkunst van alle tijden en volkeren heeft ook de
schoonheid onzer bouwkunst gedragen, vSn den cathedraalplattegrond tot de verhouding van
het glasruitje in "een schuifraam.
Het zijn de leidende krachten geweest, :de kerk en de gilden die de eenvoudige wetten en
proportieregelen hebben voortgedragen eé' het verdwijnen dier voorschriften is een der hoofd
oorzaken van den diepen val der bouwkunst in de 19e eeuw. Slechts enkelen der moderne
bouwmeesters hebben dit begrepen en zij£hebben gezocht deze regelen, deze wetten der eeuwen
terug te vinden om er hun nieuwe werkep op' te ontwerpen of hunne vrije ontwerpen ermede
te verbeteren. De Fransche revolutie en 0de daarop gevolgde Napoleontische overheersching
hief de gilden op. Onze tijd heeft getracht de ontstane leidingloosheid te vervangen door de
school en het onderwijs. Bij het buitengemeen vele dat onderwezen wordt, worden echter in
den regel de grondwetten der bouwkunst, de verhoudingsleer op meetkundigen grondslag,
uit onbekendheid niet onderwezen.
Hij die door restaureeren de hand slaat aan oude bouwkunstvoortbrengselen dient van deze
oude bouwkunstwetten iets te weten. Er „bestaat geen enkel leerboek over. De gegevens op
papier zijn schaars te vinden, doch 't ga^t ermede als met de geheele bouwkunst „de weten
schap ligt op straat", aan de oude bouwwerken zelve. Wie oogen heeft om te zien rape ze
op. Ook het laatste nieuws, het internationalisme in de bouwkunst, de nieuwe zakelijkheid zal
het naar mijn inzicht zonder deze architectuurwetten van alle eeuwen, zonder den wiskundigen
grondslag in den vorm, niet ver brengen.
Gelijk elke tijd zijn voorloopers en baanbrekers heeft, is het ook met het restaureeren van
bouwwerken geweest. We noemen daarbij twee namen, JOHN RUSKIN en M. VlOLLET-LE-DUC.
JOHN Ruskin, de Engelsche schilder, schrijver, kunsthistoriker, heeft ook wel de bouwkunst
beoefend, doch was bovenal gevoelsmensch. Tusschen 1840 en 1860 schreef hij zijn belangrijkste
werken. In „The Stones of Venice", wanneer hij door jarenlang verblijf in Venetië zich
vërdiept in de schoone bouwkunstvoortj3rengselen, geeft hij in velerlei toonaarden deze
begrippenindien ge een bouwwerk bestudeert en ge hebt alle archieven gehad, neem dan
het archiefstuk bij uitnemendheid, het bouwwerk zelve, laat de steenen spreken. RUSKIN,
Stones of Venice I, XLIV, bij de bestudering van het Dogen Paleis, the Ducal PalaceI have
myself collated most of the written documents, and one document more, to which the Venetian
antiquaries never thought of referring the masonry of the palace itself. Dat schreef deze
scherpe geest in of voor het jaar 1850! En wanneer hij gadeslaat de eerste pogingen tot
restaureeren en zooals men dat toen deed vernieuwen, waarbij gansch de pittoreske
schoonheid teloor ging, geeft hij als zijn Aieeningblijf eraf, bind de onderdeelen met staven
aaneen en laat ze in schoonheid ondergaan. Wat men bij deze theorie krijgt heb ik gezien
op Murano, het stadje op een der Vehetiaansche laguneneilanden voor Venetië, waar de
schoonste bouwwerken tot stof vervalleeninderdaad een geweldige pittoreske schoonheid,
doch ook welk een weemoed 1
VlOLLET-LE-DUC, de Fransche Rijksbouwmeester, belast met het onderhoud van vele Rijks
monumenten, ging op in de Gothiek. Zijn Dictionnaire raisonnée de 1'architecture Frangaise
getuigt daarvan. Hij ging aan 't restaureeren, brak af wat verweerd was, maakte dat nieuw
naar eigen inzicht en maakte nieuw-oude bouwwerken. Wie te Parijs de Sainte Chapelle