HEEMSCHUT 81 van dijkgraave en heemraden van Nieuwer-Aemstel zig strekte, te zanden", en dus in buiten gewone uitgaven moest worden voorzien, kreeg zij het recht om tweemaal zooveel bruggeld te vorderen. Wederom slaan wij een eeuw over en komen aan het jaar 1731, toen Amsterdam de ambachtsheerlijkheid van Ouderkerk verkreeg. In de „Constitutie van het dorp Ouwerkerk" werd nogmaals over de brug het volgende gezegd: „de tol op de brugh over den amstel wordt genoten bij de stad Amsterdam, mits onderhoudende de brugh en de straat voor dezelve, mitsgaders voor de vleugcht van de brugh". De Nederlandsche Stad- en Dorp-beschrijver vermeldt eveneens hetzelfde. In de aflevering over Ouderkerk staat onder het hoofdstuk Voorrechten: aan beide bruggen (nl. de lange brug en de korte Kerkbrug) moeten de doorvaarende schepen en de daarovergaande menschen, beesten en rijtuigen tol betaalen, zijnde hetzelve een inkomen voor de stad als bezitster van de Ambachtsheerlijkheid: in den jaare 1745werd het bruggeld verpacht voor f 3000 guldens; Amsteldam is natuurlijkerwijze ook verpligt daarvoor de beide bruggen te onderhouden, niet alleen, maar ook de straat die aan derzelver vleugels ligt". In het begin der negentiende eeuw werd de lange brug onder de zorgen gesteld van het „heemraadschap van den Amstel en Nieuwer-Amstel." Dit heemraadschap nam het echter niet zoo nauw met de oude bepalingen, eertijds door burgemeester en regeerders der stad Amsterdam gegeven. Dit blijkt duidelijk uit de dienstvoorschriften aan den brugwachter. En tenslotte: op 5 September 1906 ging zij in beheer en onderhoud aan de Provincie over. Dat in de brug in den loop der jaren wel iets gebeurd is, wijzen oude en nieuwe afbeeldingen uit. De bekende REMBRANDT-ets en verschillende 18e-eeuwsche gravuren beelden een enkele ophaalbrug af; de 19e eeuw kende steeds een dubbele ophaalbrug. Zoo is de historie van deze oude, eerbiedwaardige brug. En thans, in ons tijdperk, zal zij moeten verdwijnen, zij, die de storm van den tachtigjarigen oorlog, der Fransche revolutie heeft doorstaan, zal vallen onder sloopers hamers. Het geprojecteerde plan van den Rijksweg HaarlemAmersfoort kruist den Amstel n.1. op een honderd meter dichter naar Amsterdam. Daar zal dan een nieuwe, hooge, breede, stalen brug verschijnen, ongetwijfeld nuttig, doel matig, modern, maar zonder geschiedenis. Jammer, neen, diep treurig is het, dat die oude, schilderachtige, wrakke brug weg moet. Hoe aardig ziet zij eruit, als men Ouderkerk nadert. Hoe prettig doet het aan. Een stuk schoonheid en historie zal met het afbreken van de brug teloor gaan. Als schrale troost blijft ons dan alleen een prachtige afbeelding behouden. Want reeds REMBRANDT achtte de schoonheid van het brugtafereel voldoende om het te vereeuwigen. Het gaat hier dus om een vraagstuk, verwant aan dat van de Magere Brug te Amsterdam. Is hier, aannemende dat de brug bepaald op de verkeerde plaats ligt, geen mogelijkheid ;om de nieuwe brug van hout te maken, in vorm en samenstelling verwant aan den ouden, een enkele of dubbele ophaalbrug dus, licht geverfd in de sfeer van het dorpsbeeld? Het is nog niet te laat om te redden. Hulp kan nog baten, indien zij spoedig komt. Ouderkerk, October 1932. C. VAN DE GRIEND.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1932 | | pagina 7