6 HEEMSCHUT Dan vindt de merel dat hij zijn dagvorstin voldoende uitgeleide deed en met een kwetterend, ongeduldig geluid springt hij op en laat zich in glijvlucht naar beneden vallen om tusschen het struikhout te verdwijnen. Een eenzame reiger wiekt hoog door de lucht naar zijn horst. Aan de waterkant in het lage land heeft hij den ganschen dag geloerd op muizen en visch en nu is ook hij op weg naar zijn nest. Telkens hoort ge even zijn krassend geluid, eerst dichtbij, dan verder af en zwakker. Nu valt de avond, de "omtrekken vervagen, een nieuw decor wordt voor het oude geschoven, en ge hebt maar stil toe te zien en te luisteren. Van die nachten in de eenzaamheid heb ik mijn vriend veel verteld. Denk niet dat de natuur in haar geheel ooit slaapt. 's Nachts zijn niet alleen alle lichtschuwe roovers op pad, maar ook het weerlooze gedierte dat door vrees op een leven in verborgenheid is aangewezen. Dan krioelt het op den grond van snelvoetige insecten en hunne larven, dan scharrelen het konijn, de muizen en andere viervoeters door struik en heide. Dan gaan de roofzuchtige pelsdieren en de domme das op pad en ook de vos is wakkerder dan ooit. En in de boomen zitten de uilen en over de kruinen der dennenbosschen tuimelt de nacht zwaluw en ratelt, zooals in den ouden tijd de nachtwaker deed. En al dat gedierte voert strijd. In zoo'n mooie voorjaarsnacht (ze zijn zeldzaam in ons land) kan men leeren dat wreedheid poëzie kan zijn, dat Gods vrije natuur strijd beteekent en dat er maar één repht is, het recht van den sterkste, en maar één wet, die van het zelfbehoud. Het nijdig piepen der muizen en spitsmuizen onder het dorre blad duidt op strijdde kinderlijke jammerklachten van haas of konijn zegt U dat het hermelijn zijn prooi gevonden heeft en zich vastklampt aan den rug van het knaagdier. Geruischloos strijkt een groote boschuil vlak over de heide en den anderen dag vindt ge kop of ingewanden van eene muis in de takken der boomen hangen. Spookachtig klinkt een voortdurend wieuw-wieuw van het steenuiltje door het bosch en als dan de maan door de takken der dennen schijnt en naald voor naald fijn uitteekent op het witte zand, dan begrijpt ge hoe men aan spoken gelooven kan. Als een geheimzinnig klein spookdier sloft met zijn ronden rug de egel door de heide en wee het nest met jonge muizen dat hij op zijn weg zou vinden Maar neem je nu de moeite en licht eens bij, vlak over den grond. Dan ziet ge de roofkevers en hunne larven, dan ziet ge insecten van allerlei aard slepen met buit. Ook hier is strijd. En zoo vechtlustig is de natuur, dat dezelfde vraatzuchtige keverlarven, eenmaal volwassen en gevleugeld insect geworden, door de vleermuizen worden weggevangen, zoodra ze zich omhoog in de zwoele avondlucht wagen. Het werd later en later en mijn vriend, die nooit iets van de natuur had begrepen en slechts bewondering kende voor het menschenwerk, voelde zich of hij aan den drempel van een nieuw leven stond. Nog even keken wij toe, hoe de maan langzaam omhoog kwam, en luisterden naar het schrille piepen der moordzuchtige spitsmuizen; in de verte kefte een vos. En toen wij eindelijk ter ruste gingen hoorde ik hem fluisteren: „het is jammer deze nacht te verslapen, ik wist niet, dat ze zoo mooi en vol leven kon zijn." Want die strijd om het bestaan trok hem aan. Toen het rustig en stil was om ons heen, begreep ik dat ik veld won en dat mijn metgezel

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1931 | | pagina 6