STICHTING „HET GELDERSCH LANDSCHAP" HEEMSCHUT 5 WARNSBORN EN VIJVERBERG 3>, Zij kunnen behouden blijven zij behoeven niet onder te gaan in den stroom van gebouwen, die op komt zetten als een vloedgolf... zij zullen'aan die vloedgolf weerstand kunnen bieden, haar langs zich heen drijven... wellicht zal achter hen die stroom zich weer sluiten, die landgoederen te midden der huizenzee latende als een heerlijk groen eiland als een oase in de woestijn. Zoo kan het zijn indien gij allen mede helpt aan het groote werk, dat de Stichting „Het Geldersch Landschap" is begonnen, nl. aankoop ten algemeene nutte. Het is dringend noodig, dat gij allen Uw schouder, plaatst onder het werk, want anders zullen Warnsborn en Vijverberg niet blijven bestaan, dan' zullen zij geen weerstand kunnen bieden aan de vloedgolf en dan zal, na eenige jaren de huizenzee zich ook boven hen hebben gesloten. Het gaat hier niet om het behoud van een park, zooals er zoovele te vinden zijn in alle formaten, maar het gaat hier om het behoud van een uitgestrekt stuk natuurschoon dicht bij Arnhem van zoo bijzondere bekoring als er wellicht geen tweede in den lande te vinden is, en zooals alleen de Veluw-zoom mag doen verwachten. Leest wat we ergens vonden in een der bladen „Ze liggen er zoo stil en rustig in den killen regen, onbewust van de belangrijke beslissing, „die over hen, zonder hen, zal worden genomen. „De voet gaat over den zachten bodem der slingerende paadjes, nog half met het afgevallen, „half vergane loover van den laatsten herfst bedekt. „De zwijgende stammen rijzen omhoog: hier glad en zwart, ginds korstig geribd, met tusschen- „vakken van matzilver. „En de kruinen, een stramien van kale takken en. twijgjes, torenen zich tegen den grauwen „hemel, vertrouwelijk, alsof ze er iets beluisterden. ,,De berkenstruikjes weten den weg naar boven niet te vinden, maar ze tooveren den regen „om in een heer van parelen of zijn het tranen? die aan hun roodbruine twijgjes „kleven En de voet schuifelt verder; de paadjes spjitsen zich; hij zou ze alle willen volgen, „maar hij moet een keuze doen; hij tast voorzichtig over zwarte bruggetjes, die zich dan „omhoog krommen, als de rug van een kat, die zich boos maakt, dan naar beneden buigen, „om aan den anderen kant weer steil zich naar b{5ven te rekken; maar ze zijn al vrede en „goedheid, alsof zij daar ook gegroeid waren. „De vijver! „Glansloos en zonder beweging ligt hij, half onder het groene kroos schuil gegaan, half „onbedekt en bloot, terugspiegelend nog wat hij kan van den hemel, nu grauw, doch die „hem toch zoo lief is als altijd. „In het midden het kasteel der eenden, een betooverd slot, dat zij alleen bereiken kunnen; „het torentje als een baken, dat hen de plek wijst,waar hun schuilplaats is voor den nacht. „En ginder, als een hooge wand, de blauwgroene sparren, zij in hun volle pracht, of het „voor hen nooit winter was. „Een duif vliegt op: zij teekent zich licht en blond af tegen den donkeren achtergrond der „boomen; haar vleugelen wieken daarheen, of zij den weg wisten, hier, van ouds. „Andere bruggetjes komen; zij zien er uit als de andere*,, en toch telkens zijn zij een nieuwe verrassing. „Een beekje vlucht weg tusschen bemoste zoomen; men weet niet waarheen, maar men kan „het volgen; het heeft geen geheimen; het kronkelend paadje gaat waar hij gaat. „En nu men ze achter zich heeft en omziet, nevelt het tegen sparren, alsof de lucht daar een „boudoir had om zich te sluieren. „De paadjes glooien op; dichter staan de boom(en óp elkander; hier en daar schijnen de „stammen elkaar te steunen; een zilver berkje ligt in de armen van een noestigen beuk. „Bemoste hellingen schieten naar beneden; in de dellnig glinsteren de klare oogen van het „beekje naar boven; ginds is zijn oorsprong en de glooiing gaat met hem mede, gewillig, op ,',zijn verderen levensloop. Een breede laan; goud is het zand in de donkerte er om heen der „dennen en ginds aan den uitkijk rijst het oude en vergeten landhuis.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1931 | | pagina 7