HEEMSCHUT
3
inhammen ontstaan. Mij zijn oevers bekend, waar de rietkraag enkele jaren geleden nog vele
meters dik was en waar nu geen sprietje meer over is.
De foto's geven van dergelijke verwoestingen een.duidelijk beeld. Rekent men daarbij nog,
dat niet alleen het riet, maar ook het gras, dat later als hooi voor het vee bestemd is, te
weinig door sommige bezoekers ontzien wordt, dan mag niemand zich verwonderen over de
verschijning van de bordjes verboden toegang, die den laatsten tijd meer en meer verschijnen.
Zulke waarschuwingen wekken altijd een wrevelig gevoel, vooral bij hen, die op gepaste
wijze van de natuur en de vrijheid genieten. Maar zoo lang er menschen zijn, die de wetten
van het land, ook al zijn deze voor een deel ongeschreven, letterlijk en figuurlijk met voeten
treden, kunnen dwangmiddelen niet uitblijven.
Misschien kan er echter ter bestrijding van het vandalisme iets anders op gevonden worden
dan bordjes en prikkeldraad, die de meren weer iets van hun charme ontnemen. Nu de
wintermaanden beginnen, komt ook de tijd om deze quaesties eens rustig te beschouwen.
Trouwens, er zijn nog meer ongewenschte toestanden, die men wel eens terdege mag
bestudeeren. Zoo heeft een varkensfokker aan het mooie meertje bij Rijp-Wetering een
nuchteren witten stal laten zetten, die niet alleen het aspect veel afbreuk doet, maar ook,
als het varkensvoeder bereid wordt, de geheeleT;'ómgeving in een ondraaglijken stank zet.
Vele stamgasten vermijden .daarom tegenwoordig het vriendelijke meertje; de bewoners van
het dorp hoort men telkens klagen over de alles behalve „landelijke" geur, die er dikwijls hangt.
Tenslotte zijn wij gekomen aan de laatste strofen van dit klaaglied. Zij zijn gewijd aan de
oevers van de Kagerplassen, waar bij tijd en wijle geheele scheepsladingen van vuilnis hier
en daar op het land gedeponeerd worden. Zoo werd eenigen tijd geleden de Eimerspoel, een
door de badgasten geliefkoosde plas, gedurende een paar jaren onbruikbaar gemaakt door
drie groote vuilnishoopen. die tusschen het riet en ^p den wal van het eiland de Kok waren
neergeworpen. Ongeveer een jaar geleden heeft men ook op een stuk land bij den mond
van de Kever gemeentevuil gestort, waardoor deze hoek ook voor eenige jaren bedorven is.
Al mag dan officieel het vuilnis niet in het water geloosd worden, practisch komt er voldoende
in terecht om het water op die plaats te verontreinigen. Daarenboven zijn zulke vuilnishoopen
'n dorado voor insecten en ongedierte, die er dan ,ook welig tieren. Het is te begrijpen, dat
dit alles de aantrekkelijkheid van onze meren allerminst verhoogt. Daarom wordt het noodig
strenge maatregelen te nemen die zooveel mogelijk paal en perk stellen aan de verschillende
wandaden. Voor de besturen van de betreffende gemeenten, waterschappen, polders, water
sportverenigingen en vereenigingen, die het behoud van het natuurschoon beoogen, is op
onze meren in dit opzicht nog belangrijk en nuttig, werk te verrichten. J. D. VOSKUIL.
DE VUILNISHOOP BI] DEN SCHILDERACHTIGEN PLAS „DE KEVER"