OVER NATUURBESCHERMING IN BELGIË
HÈEMSdiUT
3
DE CALMPTHOUTSCHE HEIDE.
Met natuurbescherming is het nog altijd een ellende. Voor het bewaren van godsdienstige en
historische monumenten, is wel al iets verricht; vo<pr gevels van burgelijke gebouwen, af en toe.
Maar voor de natuurmonumenten is eenvoudig a//gs nog te doen. Hoe dit komt? Dat er gebrek
aan belangstelling zou mede gemoeid zijn, is gedeeltelijk waar. Althans, de massa laat zich
onbetuigd. Maar dat doet zij immer waar het cultureele of esthetische vraagpunten betreft.
Doch, buiten de massa zijn er zeer velen, intellectueelen, kunstenaars en wetenschapsmenschen,
en ook wel eenvoudige luidjes, die er sterk op st^an dat aan het „aangezicht" van het land
niet meer dan" dringend noodzakelijk is zou getornd worden.
Wij staan echter, in de eerste plaats, tegenover overbevolking, een verschijnsel dat zich zoo
wat in alle landen (en niet het minst in de West^rsche) voordoet; en verder tegenover een
steeds driester optredende en invretende industrialiseering.
De gestadige aangroei van bevolking en van fabrieken, met heel hun economischen nasleep
en maatschappelijke nooden, zijn de voornaamste factoren die het behoud van het landschap
in den weg komen en dit behoud op den duur, op zoo te zeggen onmogelijk zullen maken.
Alleen systematische stads- en dorpsuitbreidingen, opmaken en zich richten naar uitbreidings
plannen voor het gansche land, tucht en orde dus waar nu anarchie en bandeloosheid heerschen,
zouden nog< kunnen redding brengen. Maar daarto.e is medewerking, initiatief en ook geld van
alle bij het vraagstuk betrokkene overheden noo^ig- En die medewerking, dit initiatief, dit
geld, ontbreken nog geheel.
Hoe de,toestand in Nederland is, weten wij. Private vereenigingen doen daar het werk dat
de Openbare Besturen zouden verrichten, moesten zij hun plicht en hun verantwoordelijkheid
begrijpen. Dit werk wordt goed gedaan, maar zal toch steeds onvoldoende blijven om het
landschap te redden, steeds en immer waar hetjmoet gered worden, zoolang het wettelijk
gezag zal voortgaan hen aan hun lot over te laten.
De Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten en Heemschut (wellicht ook nog anderen)
wisten heel wat te bewaren. Maar, in vergelijking van wat zou dienen gespaard te blijven is,
wat gered kon worden, op zijn zachtst gesproken, -ontoereikend.
De vernieling gaat te snel, is te machtig, wordt door geen enkele wet van beteekenis ingedijkt,
kan niet alleen door den goeden wil van enkelen bekampt worden.
In België gaat - het-niet beter; wij zouden eerder ^moeten zeggen; het gaat er slechter, veel,
veel slechter j(1
Het middel door Nederland in vele gevallen met succes toegepast, n.1. het .aankoopen van
bedreigde landschappen door eene vereeniging werd er nooit verwezenlijkt, kon ook niet
verwezenlijkt worden.
Waarom niet? Kleinzielige begrippen over eigendomsrecht, benepen dorpspolitiek, geld- en
schraapzucht van partikulieren, onbegrensde heerschappij van naamlooze bouwvennootschappen,
gebrek aan opvoeding der massa, onverschilligheidpen boven dit alles een angstvallig naar de
oogen kijken van industrieelen en financiers door de Openbare Besturen.
Sinds twintig jaar ligt hier een wetsontwerp klaar op het behoud der landschappen. Het
werd opgemaakt door de Koninklijke Commissie^ voor Monumenten en Landschappen, een
c