HET KERKJE VAN PETTEN
6
HEÉMSCHUT
Romeinsch krijgsman uit 1600 en een van dienzelfden heilige als bisschop van rond 1650.
De gebrandschilderde vensters werden in 1713 aangebracht.
Thans, nu het oude bouwwerkje onder de zorgvolle bescherming der Rijksmonumenten-
Commissie is geplaatst, vinden gesteund door Rijks-, Provincie- en Gemeentesubsidie
onder leiding van den Maastrichtschen architect W. SPRENGER, afdoende restauratiewerken
plaats, zoodat het alleszins merkwaardige monument dat als het ware te midden van vruchten
beemden en mooie oude hofsteden schuil gaat, voor het nageslacht behouden blijft en voor goed
een der waardigste stukken uit de rijke Zuid-Limburgsche monumentenverzameling zal vormen.
Maastricht, September 1930. 1 DE HAAN.
De Noordgrens van Holland werd in dej oude tijden gevormd door het water vandeZijpe:
het Hollandsche territoir heette zich impers uit te strekken „tusschen Maze en' Zijpe". En
daar aan die stroom de Zijpe lag al zeer lang geleden het dorpje Petten als laatste vasteland
dorp vóór de reis naar de Noordelijker gelegen eilanden van Callantsoog en Huisduinen.
De oude schrijvers vermelden, dat het de^ Heilige WlLLEBRORDUS geweest is, die in het eind
der 7e eeuw daar te Petten reeds een kerk heeft gesticht.
Bekend is, dat wat nu Petten heet het kleine armelijke dorpje, eensdeels aan den voet
van de duinen en andersdeels zoo dicht achter den zwaren Hondsbosschen Waterdijk
gelegen lang niet meer op dezelfde plaats ligt als het Petten van weleer. Van een eens
door duinen beschermd visschershaventje aan de Zijpe werd Petten keer op keer overweldigd
door onstuimige storm en watervloeden, die huizen en kerk vernielden en zoodoende tot een
plek die van lieverlede meer en meer door kunstwerken tegen het geweld van de zee in
bescherming moet worden genomen. Wij vinden b.v. aangeteekend, dat de beruchte
St. Elisabethsvloed van 1421 aldus het oude Petten geheel heeft verwoest. Vaak daarna nog
zijn èn de nieuwe overstroomingen èn fiet stelsel van „wijken voor de zee" in' de middel
eeuwen toegepast op de dijken ter plaatse, de oorzaken geweest-dat Petten het na den
genoemden ramp nog vier malen moest verduren dat zijn kerk verder landinwaarts werd
herbouwd. Van deze verbouwingen grepende drie laatste plaats in 1616, in 1701 en in 1846.
Voor het onderhoud hunner kerk bezaten de regeerders van Petten reeds sedert onheugelijke
tijden het recht om van de visch, die aldaar op den afslag werd aangebracht het z.g. „gods-
geld" te heffen. De Tegenwoordige Staat" vermeldt, dat alle versche visch, welke te Petten
voor vervoer werd ontscheept, óók daar (moest worden „afgeslagen" waarvoor een veertigste
penning betaald wordt, ten behoeve van.fde kerk, pastorij en kosterij, en nog een veertigste
penning uit welken het vuurbaaken onderhouden wordt en die tevens tot eene Assurantiekas
dient voor de visschersschuiten, welke verongelukken of voor het volk, dat door den vijand
genomen wordt."
LAMORAAL, graaf van Egmond, bevestigde dit privilege als heer van Petten reeds dd. 27 Juli
1546 en later hebben Jhr. DlRCK SONOY, de gouverneur van den Prins in het Noorder
kwartier en JOOST VAN Veen, de baljuijvwan het graafschap Egmond. het elk nog weer eens
afzonderlijk bevestigd, respectievelijk op '23 Februari 1573 en 21 November 1574. Ook de
heeren Gecommitteerde Raden van de' Staten van Westvriesland en, het Noorderkwartier
erkenden het oude recht nog eens uitdrukkelijk op 16 Januari 1641,2) totdat de ondergang
Zie: Tegenw. Staat v. Holland (1750) dl. XVIII bl. 365 sqq en de daar aangeh. schrijvers.
2) Zie: Inventaris van het oud archief van de Zijpeden Hagepolder (Schagerbrug 1929)'II. 127.