State naar aanleiding van een geschil tusschen de molenaars van Groede en Breskens,
wordt vermeld, „dat hij, remonstrant, goedgevonden had dat de luiden, welke een uur
van den molen te Groede af woonden, hun graan op den molen van Breskens mochten
laten breken, zijnde deze ten jare 1654 gebouwd." De oudere jaartallen, op balken in
een molen gesneden, hebben dus op dezen geen betrekking doch waren waarschijnlijk
afkomstig van een anderen molen ter plaatse of elders aanwezig. De pogingen tot
behoud dezer molens, in samenwerking met de vereeniging „De Hollandsche Molen"
aangewend, hebben gefaald."
Ook de steenen baliemolen „De Honingbij" te Biervliet die uit de eerste helft
der 19de eeuw dateerde werd in 1929 afgebroken. Ten aanzien van den molen „De
Verwachting" te Tholen waren op het eind van het jaar nog onderhandelingen inzake
herstellingswerkzaamheden tusschen eigenaar en bovengenoemde vereeniging hangende.
HET KASTEEL BORGHAREN.
De naam HAREN roept onwillekeurig in onze gedachten de herinnering wakker
aan de beide Friesche broeders en dichters WILLEM en ONNO ZWIER VAN
HAREN, die geboren in de eerste decenniën der 18e eeuw, in de jaren dat onze
vaderlandsche letterkunde een betreurenswaardige inzinking vertoonde, deze door
hun litterairen arbeid met eere hebben hoog gehouden.
Zij toch stamden in rechte lijn af van de ridders, die reeds in de vroege middel
eeuwen op den rechter Maasoever ongeveer drie K.M. benoorden Maastricht een
burcht in bezit hadden, in de onmiddellijke nabijheid van het dorp Haren dat reeds
in een pauselijke bul van 27 Mei 1178 als Hara vermeld wordt.
Die eeuwen waren woelig en de eindelooze heftige partijstrijden onder de groote
Heeren waren oorzaak dat deze niet zelden, gedreven door hebzucht of steunend op
vermeend dan wel werkelijk recht, in eikaars gebied vielen, de versterkte woonsteden
hunner tegenstanders belegerden en de omliggende landstreken brandschatten of een
voudig in bezit namen.
Ook Haren moest zijn tol betalen, want toen in 1318 naar aanleiding van de
herhaalde klachten bij den hertog van Brabant en den bisschop van Luik over
beroovingen, die de schippers op de Maas en ook de te land reizende kooplieden
zich van de zijde der slotbewoners moesten laten welgevallen, rukte de bisschop van
Luik, ADOLF VAN DER MaRCK, in persoon aan het hoofd van zijn troepen tegen
het slot op, omsingelde het en sloot de ongeveer 160 man sterke bezetting van alle
verkeer met de buitenwereld af. Op 5 Augustus van dat jaar wist hij door een
krijgslist de burcht in handen te krijgen, waarna het kasteel werd verwoest en de
verdedigers op één man na over de kling werden gejaagd. Die eene aartsboffer kende
Fransch en was zoo verstandig zijn licht niet onder de korenmaat te laten schijnen;
integendeel, hij mengde zich onder de plunderaars en nam volgens de geschiedenis een
bed op zijn rug, verkondigende dat dit moest dienen om zijn Heer op te laten slapen.
Hij alleen rolde er door.
Omtrent dit krijgsbedrijf toch lezen wij in de Brabantsche Yeesten (Deel I, Boek V)