en Oudezijds Voorburgwal 57 beide eveneens in de hoofdstad. Ook trof men de dubbel-
pilaster aan in een tweetal gevels aan de Nieuwmarkt 19 en 21 te Amsterdam die
voor een paar jaren moesten vallen voor een groot handelshuis. Met vrij groote
stelligheid wordt aangenomen, dat ook deze huizen door De KEYSER waren ontworpen.
Ook de ramen van de tweede verdieping zijn eens kruiskozijnen geweest, ook hier
wijst de natuursteenen band in de pilasters nog de hoogte van het kalf van die
kozijnen aan. Ook op deze verdieping treft men onder de met halve ellipsen gedekte
tympans de grillige versieringsmotieven aan, die we straks reeds bespraken.
De zolderverdieping heeft twee raamkozijnen en twee nissen. De middenpilaster is
weder dubbel, de nissen zijn gedekt met het voor het Noorden des lands zoo karakte
ristieke schelpmotief, overblijfsel van den stijl van den Leeuwarder Bouwmeester HANS
VREDEMAN DE Vries, terwijl boven de ramen weder de versiering a la DE KEYSER
aanwezig zijn en de pilasters weder door bogen in den vorm van halve ellipsen zijn verbonden.
Naast het vlieringkozijn weder twee nissen. De ontwerper heeft zijn gevel een
plaatselijk tintje willen geven door die schelpmotieven, hij dekt ze hier, met het raam,
weder op Hollandsche wijze af.
De uiteindelijke bekroning van den gevel is niet origineel, zij toont de vormen van
omstreeks 1750. Hoezeer ook de gevel als het ware om een andere beëindiging vraagt,
kan men toch niet zeggen, dat deze met den stijl van het overige deel in disharmonie is.
Hoe fraai van vorm is die 18e eeuwsche topMen heeft in de 18e eeuw, talrijke gebouwen
in de verschillende Friesche steden bewijzen het, in Friesland knappe architecten gehad.
Rest nog te vermelden, dat de klauwstukken, het wordt haast eentonig, volkomen
iri den trant van De KEYSER's bouwstijl zijn.
Met dit alles is alleen bewezen, dat de onbekende ontwerper door De KEYSER
is geïnspireerd, hijzelf kan het ontwerp niet hebben gemaakt, immers reeds in 1621
was hij overleden.
WEISSMAN oppert in zijn Geschiedenis der Hollandsche Bouwkunst, zij het al zijdelings,
de veronderstelling, PlETER ADRIAANSZ VAN SEXBIERUM de ontwerper kan zijn geweest.
Wat weten we van dezen Bouwmeester?
WEISSMAN schreef in het Gedenkboek van het Popta-Gasthuis en Heringa-state
in 1912 het volgende:
,,De afbeeldingen van twee stinsen te Tzum, Holrijpstate en Kommerstate ver-
toonen de pilasters en fronttons zooals HENDRICK DE KEYSER ze in het begin van
de zeventiende eeuw placht te maken." Tot dusver was het niet mogelijk om na te
gaan, hoe de stijl van DE KEYSER in Friesland kon gekomen zijn. Onlangs echter
vond ik in het leerlingenboek van het steenhouwersgilde te Amsterdam de volgende aan-
teekeningen: „21 Maart 1610 neempt aan PYTER ADRYANS VAN DELFT een leer
jongen aan genaemt PYTER ADRIANS VAN SEXBIERUM in Vrieslandt d'tijt van twee
achtereenvolgende jaeren". PlETER ADRIAANSZ VAN DELFT en zijn broeder CLAES
waren in het begin van de zeventiende eeuw meesters van beteekenis die te Nijmegen
en te Deventer met De KEYSER hebben samengewerkt. Wat wij van hun werk kennen
toont groote overeenkomst met dat van De KEYSER zoodat zij waarschijnlijk zijn
leerlingen zijn geweest. PlETER ADRIAANSZ VAN SEXBIERUM komt in het boek der
Amsterdamsche meesters later niet voor, zoodat hij waarschijnlijk, na volbrachten leer
tijd, naar Friesland teruggekeerd is.
Zoo zou door hem de stijl van DE KEYSER naar het Noorden kunnen zijn gebracht.
Dezelfde vormen vinden wij aan Melkmastate te Rinsumageest".
Het is voorzichtig gezegd, wat WEISSMAN zeide.