planten, zoo is het toch dringend noodig, dat deze boomen in elk geval geen levens
gevaar voor den autobestuurder opleveren. Men plaatse die boomen dan niet tusschen
het rijwielpad en den autoweg, zooals op den weg tusschen Amsterdam en Haarlem
geschied is, doch aan de andere zijde van het rijwielpad.
Ik neem de vrijheid dit bovenstaande onder de aandacht te brengen van hen, die
belast zullen zijn met den aanleg van onze nieuwe autowegen en hoop, dat dit denk
beeld ingang moge vinden, zoowel uit een oogpunt van veiligheid, als uit een oogpunt
van schoonheid van ons landschap. J. TH. BOELEN.
HET PAND ST. JACOBSTRAAT 13 TE LEEUWARDEN.
Toen enkele jaren geleden een daar wonende vriend mij langs het oud bouwkundig
schoon van Leeuwarden leidde, bracht hij mij ook voor het allerbelangrijkst
perceel St. Jacobstraat 13. Hoewel ik reeds vrij veel oude gevels zag en er zoolang
zamerhand vrij hooge eischen aan ben gaan stellen voor ik ze tot de goeden of wel
de besten ga rekenen, ontveins ik mij niet, dat ik door het schoon van dezen kapitalen
gevel ongemeen getroffen was. En het stond bij mij vast, dat hij eens eigendom van
de Vereen. „Hendrick de Keyser" moest worden. Weinig bevroedde ik, dat dit al zoo
spoedig het geval zou zijn, niet lang daarna stond het pand uit de hand te koop en
na langdurige onderhandelingen werd het dezen zomer ten name van de Vereen, gesteld.
Wij willen den gevel thans aan de hand van bijgaande afbeelding, waarop de
onderpui ontbreekt, wat trouwens geen groot gemis is, hij is slechts een paar tientallen
jaren oud, nader bezien.
Royaal van opzet steunt het bovendeel op een fries, waarop door kunstvaardige
hand de materialen en attributen van het boekdrukkers- en bindersbedrijf zijn gebeiteld.
De eerste verdieping is door vier pilasters verdeeld waartusschen drie ramen. De
onderdorpels van deze ramen heeft men zich slechts 10 a 15 cM. hooger te dénken
zoodat de lijst, die voorheen het fries afdekte, weder doorloopt en de kozijnen hébben
dan weder geheel dezelfde uitwendige afmeting als de ontwerper ze voor een kleine
driehonderd jaar heeft gegeven't Waren toen vrij zeker kruiskozijnen, tusschen het
metselwerk van de pilasters vindt men nog de band, die eens correspondeerde met het
kalf van die kozijnen. De pilasters zijn verbonden door halve ellipsen met natuursteenen
aanzet- en sluitstukken, de daardoor gevormde tympans boven de kozijnen zijn gevuld
met natuursteen, dat zeer bijzonder versierd is. Zeer bijzonder want het zijn de vcprmen
van deze motieven, die ons den weg wijzen bij het zoeken van hem, die het onjtwerp
van dezen gevel maakte. Laat het ons maar dadelijk zeggen, zij herinneren sterk aan
het werk van den Peter van de tegenwoordige eigenares, „Hendrick de Keyserdie
ze een' paar tientallen jaren eerder op gelijke wijze maakte aan een der gevels van de
binnenplaats van het Oost-Indisch Huis te Amsterdam. Vermelden we nog dat c p een
tweetal cartouches met „ANNO" en „1635" het bouwjaar van den gevel aan de: ver
getelheid is ontrukt.
Er is in dezen gevel méér, dat aan De KEYSER doet denken. Op de waterlijst,
die de eerste verdieping van de tweede scheidt, zijn wederom vier pilasters opgetrokken
maar thans uitgevoerd als „dubbel-pilasters". Wie in de bouwkunst van het begin der
zeventiende eeuw ook maar eenigzins is georiënteerd weet, dat het DE KEYSER was,
die dit motief het eerst, maar ook bij voorkeur toepaste. Men vond het aan het thans
sedert eenige jaren gesloopte huizenblok op den hoek van den Dam en het Rokin te
Amsterdam en kan het nog zien aan twee van De KEYSER's woonhuizen, Singel 142