lijke componenten van het geheel aanzienlijke verbouwingen hebben plaats gehad, het
totaal heeft desondanks zijn oorspronkelijk karakter geenszins verloren. Het aspect van
het Middeleeuwsch convent is hier intact gebleven. Bedenken wij daarbij nog dat
hetgeen we hier hebben het eenig overblijfsel is van de vele Middeleeuwsche kloosters,
(welke Alkmaar eens had), dan verdient het oude „Gasthuis" daarom alleen reeds be
waard te blijven.
Ons Alkmaarsche Stads-ziekenhuis heeft een eerbiedwaardig oud verleden. Reeds
in het begin van de 14e eeuw werd hier het Middelbegijnhof of Convent van St.
Salvator gesticht hetwelk in 1344 vergroot werd met het St. Elisabeth's Gasthuis.
Steeds meer groeide de instelling aan; ook het reeds bestaande H. Geesthuis werd
erbij ondergebracht in 1569 terwijl aan de Noordzijde bovendien een Pesthuis werd
ingericht in 1581. Het laatste toevoegsel stond echter maar tijdelijk want nadat het
respectievelijk in 1601 en 1607 nog was uitgebreid werd het in 1780 tot kazerne ge
maakt en in 1816 gesloopt. In 1872 werd op de plaats van het Pesthuis de Stads
apotheek gevestigd.
Reeds vroeg bezat het geheele complex een tweetal binnenplaatsen, nagenoeg
vierkant van vorm, waaromheen de kloostergebouwen waren gerangschikt. Om de
Noordelijke binnnenplaats was sedert 1590 het Mannengasthuis ingericht, ongeveer
geheel dus ter plaatse van het tegenwoordige Stads-ziekenhuis. Uitgebreid werd deze
afdeeling nog in het jaar 1665, toen er vier provenierswoningen werden aangebouwd.
Om de Zuidelijke binnenplaats waren de gebouwen van het Vrouwengasthuis ge
groepeerd met de kapel, de laatste aan de Oostzijde. Van dit gesticht is nog slechts
een zeer klein hoekje tot op heden bewaard gebleven, aangezien het grootste deel in
1867 werd afgebroken om plaats te maken voor een massaal, leelijk „Burgerweeshuis",
een geduchte sta in den weg, die zijn (oorspronkelijke bestemming sedert lang geleden
heeft moeten verwisselen voor die van vergaarbak van alle mogelijke stads- en andere
diensten. i
In 1785 kwamen de beide Alkmaatsche Gasthuizen, het Mannen-en het Vrouwen
gasthuis onder een administratie en kort na dien tijd het was nog voor het jaar
1789 is de Oostelijke helft van de arm der vleugel die de twee binnenplaatsen
scheidde, afgebroken. Toen werd aan de Oostzijde van deze afbraak vóór de beide
huizen een nieuwe algemeene toegang gemaakt. De hier gemaakte poort in stijl
Lodewijk XVI werd in 1869 weggebroken; twee pilasters en het hek bestaan er nog van.
Halverwege de weggebroken vleugel bouwde men eveneens kort na de vereeniging
der Gasthuizen tot afsluiting een gevel van baksteen, eveneens in den stijl Lodewijk
XVI, met een attiek, siervazen en een marmeren middenplaat voorzien van de namen
der regenten die den bouw beheerd hadden. Voor'dezen gevel kwam een prachtig
looden Ceres-beeld te staan, hetgeen Heeren Regenten in 1904 verkocht hebben.
Ook de attiek en de siervazen verdwenen; de gevelsteen .van het Vrouwen-Gasthuis
maakt thans zwerftochten over de stadhuisbinnenplaats
Over de verdere lotgevallen van ,de twee gecombineerde stichtingen kan ik kort
zijn. Wegens ongunstige financieele omstandigheden werden zij in 1795 aan de stad
getrokken. Na 1800 had het instituut van de proveniershuizen afgedaan en sedert
bleven de gebouwen hun taak als Stads-ziekenhuis vervullen. De toekomst is dreigend
en onzeker.
Een stuk van het oude convent staat er nu noghet vierkante plein, middenin
het verhoogde tuintje, aan de kanten de gewitte muren en de roode daken bovenaan:
het mannen-gasthuis van weleer. Dan hebben we op het Z. O. hoekje van het voor-