In Arnhem was eenige jaren na de restauratie van algemeene belangstelling voor
de kunst weinig te bespeuren; integendeel, wij beleefden een critiek oogenblik; de
"noodige finantiëele steun ging ontbreken. Toen kwam de oprichting der Arnhemsche
Klokkenspel-Vereeniging de zaak redden. Met eenige propaganda en met de steun
van een paar honderd leden, kon de Vereeniging voortgaan met het organiseeren van
beiaardconcerten, welke taak zij overnam van de Vereeniging tot bevordering van
Vreemdelingenverkeer, van wie het initiatief der restauratie was uitgegaan.
En zoo hebben wij hier langzaam stijgend succes (langzaam an, dan breekt het
lijntje niet! echt Hollandschmeestal zijn 't er honderden, die luisterden, een enkele
maal zelfs duizend of duizenden, als een „beroemdheid" als NEES onzen beiaard
bespeelde. Indien de gemeente ons nu maar wat wou helpen (een groote Maecenas
hebben we nog steeds niet kunnen vinden!), dan zou dat succes reeds dadelijk grooter
kunnen wordenCaecilia moet vrij kunnen ademen
Dan zou alles op Mechelsche leest geschoeid kunnen worden: dan ware Arnhem
nu al het Nederlandsche MechelenDan was de Eusebius de „modeltoren" hier in 't
Noorden (iets, waarop hij alle recht heeft), inplaats van de St. Janstoren van den Bosch.
Maar daar hebben autoriteiten en ingezetenen eendrachtig samengewerkt om hun zaak
ineens heelemaal in orde te brengen.
Hier heeft men het geld voor een verbetering der nog over gebleven gebreken
nog niet gevonden! Wanneer komt een klokkenvriend ons uit den nood helpen?
Ten slotte: als er in de Nederlandsche volkspsyche genoeg aanwezig is voor een
opnieuw in eere komen van 't volkslied, van een kunst, die zooals de Vlaamsche, haar
inspiratie zoekt in het leven van het volk, dan kan de beiaard machtig steunen.
Hij is de vriend van allen, die het probleem der volksmuziek ernstig onder de
oogen zien, hij kan ons volk helpen bevrijden van de laag-bij-de-grondsche amusements
muziek, waarin het nu schijnbaar alléén behagen schept.
Van 't zomer hopen wij het 475-jarig bestaan der Wou en Moer basklokken
tegelijk met het 250-jarig bestaan der meeste Hemony's dat verleden jaar had
moeten gevierd worden feestelijk te herdenken. Tallooze vreemdelingen komen
naar Arnhem voor de groote Indische tentoonstelling; velen zullen dan ondervinden,
wat Eusebius' schoone beiaard aan machtige muziek schenken kan
„Dan zal de beiaard spelen", deze profetie uit BENOIT's Rubenscantate, zij was
voor ons klokkenvrienden de hoop der toekomst, zij zingt in ons, die warme melodie,
bij de heugelijke verwachting der verwerkelijking in het heden
's Is laat in den avond. Nog even een „straatje om". Peinzend loop ik door de
stille straten van oud-Arnhem. Daar begint het te spelen tien uur slaat de Toren.
Ik kijk even op naar de plek, waar onze oude, groote vriend moet staan. Ik moet
luisteren; maar ik luister even critisch naar den klank: ga ik in mijn bewondering niet
te ver? Maar ik volg alweer bekoord de tonen van het gemoedelijke „Alpenlied".
Helder en rein komen ze door de windstille lentelucht van den torentrans naar beneden
dalen. Zwaar galmen de tien slagen.
'k Heb niets te veel gezegd, men zal er nooit genoeg over kunnen spreken, over
uw beiaard, goede EusebiusMoge de Almacht u en uw kostbare stem behoeden tot
in lengte van dagen
Frans Althuizen,
Musicus, Best.lid Arnh. Klokkensp. Ver.