minimum tractement vastgesteld; wanneer dè verhuring van de bedoelde landerijen geen 400 gl. opbracht, besloten de Staten „dat men die reste alsdan sall suppleren". Tallooze requesten van predikanten vindt men in de resolutiën omstreeks deze jaren vermeld, die allen betoogden, dat hunne bezoldiging onvoldoende was. Na gelang de inkomsten der geestelijke goederen dit toelieten, kwamen de Staten te hulp en wordt het bedrag der suppletie genoteerdmeermalen echter wordt ook afgewezen met „nihil" of worden de gekoesterde verwachtingen levendig gehouden met eene beschikking, „patientia". Sedert de reductie dus, vanaf 1594, heeft Fransum geen afzonderlijk predikant gehad. Vermoedelijk zullen daarvoor, tusschen de jaren 1580 1594, geregelde katholieke godsdienstoefeningen zeldzaam zijn geweest, daar toen deze streken in hooge mate door den krijg werden geteisterd. Bij het met den Secretaris van Heemschut ingesteld onderzoek toch bleek, dat van het oorspronkelijk vroeg 15e-eeuwsche kerkje alleen nog het choor in oorspronkelijken staat aanwezig is. Voor het overige is de kerk verwoest geweest en naderhand, vermoedelijk kort na 1600, van afbraak herbouwd. De waterlijsten om het choor dat, met een halve achthoek met goed gevormde contre- forten, een goed staal van bouwkunst vormt, loopen niet over het schip door; de constructie van kap en dakruiter wijst onmiskenbaar op lateren tijd. In het torentje hangt een klok met opschrift, waaruit blijkt, dat ze op last van Staten van Stad en Lande in 1704 werd gegoten. Het kerkmeubilair is wel van de uiterste soberheid; het sedert de Middeleeuwen intact gebleven choor is geheel van de bekende reuzenmoppen gebouwdook het overige deel der kerk, waaraan op enkele plaatsen, tengevolge van herstellingen uit lateren tijd, eenig nieuwer metselwerk valt waar te nemen. De banken, van grenenhout gemaakt, zijn in de vorige eeuw in de geliefde gele kleur geverfd en hebben geen kunstwaarde; een aan de noordzijde staande, afzonderlijke bank met zeer schaarsche versieringen, heeft gediend tot gestoelte van den collator. Een orgel heeft de kerk, voor zooveel wij hebben gezien, niet. De preekstoel is van baksteen, van reuzenmoppen gemetseld, rust op een versierd stuk natuursteen, dat in zijn vormen doet denken aan een zuilkapiteel. Het komt ons, gezien het tijdstip waarop de kerk grootendeels van afbraak werd herbouwd, niet waarschijnlijk 'voor, dat de kerkvoogden, die overigens met de grootste zuinigheid te werk gingen, voor dit doel een stuk natuursteen als dit expresselijk hebben doen vervaardigenaangezien de verwoeste abdij van Aduard vlak bi] Fransum lag, zal men met vrij groote waarschijnlijkheid mogen aannemen, dat hier een stuk materiaal, dat eens de zuilengangen van het klooster heeft gesierd, is verwerkt. Naar werd medegedeeld, zijn er in den laatsten tijd geen geregelde godsdienst oefeningen meer in dit kerkje gehoudenhet heette, in geen 30 jarenin hoeverre dit juist is, kunnen wij niet met zekerheid zeggen; vermoedelijk zijn hieraan meerdere oorzaken, dan het terugloopen van het bevolkingscijfer te platten lande alleen, schuldig als de geleidelijke verharding van de kleiwegen en het algemeene gebruik van het rijwiel, waardoor het naburige den Ham gemakkelijker bereikbaar werd. Een en ander heeft het gevolg gehad, dat de kerkvoogdij van Fransum en den Ham, hoewel het gebouw nog in hechten staat verkeert, zich van het bezit wenscht te ontdoen. Door de ligging ver van het verkeer is geen andere bestemming te vinden dan van boeren schuur, waartegen zich de ligging der kerk op het nog in gebruik zijnd kerkhof verzet. Zoodat slechts afbraak rest, wanneer vereenigingen als „Heemschut" en „Hendrick de Keyser" zich niet over haar lot zullen ontfermen. Finantieele bezwaren zijn daartegen niet; alleen zal een matige uitgave voor enkele herstellingen noodig zijn; verder een

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1928 | | pagina 7