van de kleine plaatsjes met minder dan een acht- a tiental hectares zijn opgeslokt; de
kleine boerenhuizen zijn afgebroken en een enkele grootere daarvoor in de plaats is
gekomen. Zoo is er dan ook van het oorspronkelijke „dorp" Fransum maar weinig
meer te bespeuren, dan een groote kunstmatige zachtglooiende kleiheuvel tegen over
stroomingen de terp of wierde op welks hoogste punt het hierbij afgebeelde
kerkje ligt; een dubbele arbeiderswoning daarnevens, een vrij aanzienlijke boerenplaats
daarachter en verder niets dan land en nog eens land met op heel verren afstand nog
een enkele boerenplaats. Tot voor kort was de naar Fransum leidende weg nog alleen
maar besinteld en baggerde men in natte jaargetijden veelal door de zware klei. De
hoofdweg door het Noordelijk Westerkwartier', die van den Frieschen Straatweg leidt
over Aduard, den Ham, Saaxum naar het Reitdiep en dan over de brug bij de Roode
Haan voert, de Marne en geheel Hunsingo verder in, loopt op eenige kilometers
afstand aan Fransum voorbij. Verkeer is er iets ongekends. Smalle kerkpaadjes voeren
van eenige kanten over de landerijen naar het kerkje.
De eerste geschiedenis van dit kerkdorpje gaat geheel schuil onder die van het
machtige klooster Aduard. Het eerst vindt men den naam vermeld onder een akte,
waarbij deze abdij in waterstaatszaken optreedt, n.1. van 1285 (Oorkondenboek
Groningen en Drente No. 168). Als getuigen worden hierbij genoemd zekere IVO en
EYLWARDUS, gebroeders uit „Franchim". Wanneer het klooster van Aduard niet
door de Staatsche partij in den Spaanschen tijd met zijn archieven was verbrand, zou
dit ons zonder twijfel aangaande de oudste geschiedenis der parochie van Fransum
hebben kunnen voorlichten. Thans echter kan nog slechts worden nagegaan, dat negentig
jaren na genoemd jaar deze parochie bestond. Hoe lang is niet bekend. In 1378 n.1.
vindt men onder een acte (Oorkondenb. Gr. en Dr, No. 663) als zegelaars vermeld
pastoors van de naburige dorpen als Feerwerd, Garnwerd, Wierum en als gelijkwaardig
naast deze auctoriteiten leest men van „heren GHEERDESkerchere van Fransum",
die optrad voor zijn parochie, „de meene meente" van Fransum.
De regelingen waarbij deze eerste Fransummers optreden, zijn waterstaatsaangelegen
heden, het eerste voorwerp van zorg voor een landelijke bevolking. Fransum lag onder
het Aduarder-zijlvest, dat ingevolge de regelipg van 1382 bestuurd werd door 9 zijl-
rechters. Zijlvesten als dit van Aduard en alle andere waren onderverdeeld in schepperijen.
De 6e schepperij van het Aduarder-zijlvest vormde dit kerkdorp met de onder zijn
klokslag gelegen landen. De uitoefening van de bestuursfuncties in de schepperijen zat
vast aan het landbezit; geleidelijk wisten de meer invloedrijke heeren, voornamelijk
door opkooping van land, in het bezit te komen van de uitoefening dezer bestuurs
rechten op het gebied van den waterstaat. Terwijl vroeger deze uitoefening omging over
de eigenaren-landbouwers, naar een vaste toerbeurt, zoo vindt men naderhand slechts
één enkelen schepper; de omgaande schepperij was daarmede „staande" geworden. In
het begin der 17e éeuw bezat dé provincie Stad en Lande aldus 7 "schepperijen in het
Aduarder-zijlvest, ook die van Fransum; in'1660 werden deze aan onderscheidene
heeren van de hand gedaan, waardoor het gaandeweg ontstaan zijnde verband tusschen
deze zeven werd verbroken. Echter hielden zij daarna nog eenige gemeenschappelijke
belangen als herinnering aan vroegeren tijd.
Na de reductie van Groningen in 1594 tot de Generaliteit stond het met de
verzorging van de geestelijke belangen van de inwoners van het Westerkwartier slecht
gesteld. BRUCHERUS vermeldt, dat daarop alleen de kerkdorpen Garnwerd, Visvliet en
Aduard op de Synode van 1595 in Groningen' waren vertegenwoordigdvervolgens
zijn hier (in het Westerkwartier) verscheide Dorpen zonder leeraars gebleven, zo dat