MOORING, „van Meyninge ten dienste van de Bewindhebberen .van de Oost-
Indische Compagnie, Voorschipper op het schip „De Kijckuyt" te gaan na Indien", had
reeds op 23 September 1711 een mutueel testament gemaakt met zijn vrouw, SUZANNA
VAN DE CAPELLE. Of hij van een zijner reizen niet is wedergekeerd blijkt niet, maar we
vinden later zijn weduwe als eigenares. Zij maakt op 1 Juni 1753 haar testament dat
na haar dood op 24 Januari 1757 wordt geopend en waaruit blijkt, dat zij haar
dochter, JlIDITH ELIZABETH, huijsvrouw van Mr. JAN WlLLEM SMIT, Advocaat en
Notaris tot haar universeele erfgenaam heeft aangewezen.
Mr. SMIT, die reeds op 2 Sept. 1720 met zijn vrouw een mutueel testament had
gemaakt, bereikte een hoogen leeftijd op 31 Mei 1780 gaf hij procuratie aan zijn
schoonzoon LlICAS VAN DIEPEN en deze verkocht het huis voor f 8000.— aan
HENDRIK MARREVELD, molenaarsbaas, wonende op de molen „De Haan" bij de
Utrechtsche poort en gaf hem een kusting van f 5000,voor zes jaren vast en daarna
met een halfjaar opzeggens.
Uit de stukken blijkt, dat VAN MARREVELD reeds voor 1795 was overleden en
treffen we zijn weduwe, SUZANNA CATHERINA DONART als eigenares aan. Na haar
dood werd het pand voor f 9000.contant verkocht aan DlRK SMIT op 29 Juni 1801.
Hier breken we de geschiedenis van het huis even af om eerst die van het
achterhuis na te gaan, totdat ook dit in handen van SMIT komt.
Deze geschiedenis is wat ingewikkeld.
De oudst bekende eigenaar was een zekere LIPMAN, gehuwd met AELTIE BRINCK-
MANS, die haar man overleefde, het huis van hem erfde en hertrouwde met FRANS
ALDERTSZ. AELTIE BRINCKMANS stierf in Januari 1719 en liet het huis na aan haar
man en drie kinderen, „d'Eersame" HENDRICK LIPMAN, „d'Eersame" CLAES LIPMAN
en de eveneens „Eersame" SALOMON SCHUT, gehuwd AELTIE LIPMAN.
ArIE VERDUYN, chirurgijn en operateur, kocht op 6 Oct. 1722 het 1/6 part van
HENDRICK Lipman voor f 300.Op 4 Mei 1724 was Frans ALDERTSZ blijkbaar
overleden, VERDUYN kocht van zijn erfgenamen, ALIDA en FRANS MORIS de helft
van het huis en bezat alzoo het pand voor 2/3 gedeelte.
SALOMON SCHUT en CLAES Lipman hebben hun ll3 op 19 Juli 1725 verkocht aan
ASSUERIS DE LEEUW, wij vonden-deze ins 1725 gerechtigd voor dit deel in „Het
Oude Hamburger Convooi".
Bij zijn testament van 21 Juli 1741 wees DE LEEUW zijn twee dochters BARBARA,
gehuwd met PlETER KEETMAN en JANNETJE als erfgenamen aan. Op 30 Juni 1743
was DE LEEUW overleden, zijn dochters verdeelden den boedel maar behielden het 'ƒ3
deel in het huis „daar de Hamburger Convooier uithangt" te samen. PlETER KEETMAN
verkocht zijn '/6 op 15 Januari 1747 voor f 800.— aan JANNETJE DE LEEUW, die
toen dus 3 van het huis bezat.
ARIE VERDUYN was inmiddels op 18 Maart 1742 overleden en had zijn zoon PlETER
tot universeele erfgenaam benoemd. Deze verkocht op 10 Maart 1762 2/3 van het huis
„daar Het Dorstige Hart" uithangt, in de St. Olofspoortsteeg, achter het hoekhuis
van de Warmoesstraat, aan WEESEL SWART, voor f 2625.
Op 30 Augustus 1763 kocht WESSEL SWART uit den boedel van de inmiddels
overleden JANNETJE DE LEEUW 3 van hetïhuis, zoodat hij het nu geheel in eigen
dom bezat.
SWART stierf op 3 Juni 1782 en bij de scheiding van zijn nalatenschap werd het
huis toebedeeld aan zijn schoonzoon DOEDE SlKKENS, gehuwd met ELIZABETH
MARGARETHA SWART. Van DOEDE SlKKENS, erfden het zijn twee kinderen JACOBUS