huizen toevielen aan MARGARETHA CLARA BEREWOUT (zuster van zijn overleden vrouw) en weduwe van Mr. JAN BACKER. Deze heeft de huizen blijkbaar spoedig verkocht. Wij vonden op een der latere eigendomsbewijzen een aanteekening„De papierien van de Nuwe Lüterrse kerk waar de koopbrief is verbrant dit perseel is gekocht April 1800". Heel duidelijk is deze aanwijzing niet. Uit een latere acte blijkt, dat de koopacte is verbrand ten huize van den eigenaar DlRK WOLFF en tengevolge van den brand der Ronde Luthersche Kerk op 18 September 1822. WOLFF bezat de huizen tot 1835 en legateerde ze toen aan zijn vrouw, ELIZABETH LlSNER en de vijf kinderen, die zijn eerste vrouw, GlJSBERTA MlCHEL, hem had geschonken. In 1840 vond een scheiding plaats en verkreeg JAN DlRK WOLFF den eigendom. Hij verkocht daarop de Nos. 2 en 4 aan JOHAN DRIJER EnGELBERTS in 1848. Het andere huis, No. 6, was reeds in 1846 aan JURRIE PRUIS verkocht. PRUIS was turfschipper en vond den dood bij het vergaan van zijn schip op 2 April 1859. Het huis is in het bezit van de familie PRUIS gebleven en van hen in het jaar 1926 op 13 October gekocht. We zagen, dat DRIJER EnGELBERTS in 1848 de Nos. 2 en 4 had gekocht. Hij verkocht ze op 28 Maart 1863 aan HlNRICH ULFERT BECKER en deze deed ze op 30 Juni 1870 over aan AREND KLEEMAN. Deze bezat de huizen tot 22 Juli 1916 waarna hij stierf en zijn bezit naliet aan zijn drie kinderen. Een zijner dochters was gehuwd met HENRI JAN BURÉ aan welke familie het bezit toeviel en van wie de Vereeniging „Hendrick de Keyser" het eveneens op 13 October 1926 kocht. Merkwaardigerwijze is dus van deze oude perceelen haast met volkomen zekerheid na te gaan aan wien ze in den loop der tijden hebben behoord. Van de ettelijke gezinnen die er onderdak vonden is niets bekend gebleven, 't Zullen wel steeds eenvoudige lieden zijn geweest waarvan te zeggen valt, dat zij „leefden, een vrouw namen en' stierven". De naam van de huizen is verlóren gegaan omstreeks 1800. In dien tijd is de huisnummering ingevoerd en ontstond het kadaster; de noodwendigheid van huisnamen verviel daarmede. Eveneens tot 1800 vinden we in stede van Ossenspooksteeg als het smalle steegje naast de huizen thans wordt genoemd Os/'essteeg. Heeft het in dit slopje, dat thans is afgesloten, ooit gespookt en dankt het daaraan zijn sinistre naam Uit een „Precario-briefje" van 1846 blijkt, dat bij het huis een pomp en regenbak en een pothuis behoorde. Van pomp en regenbak zal wel niets meer zijn te vinden, allicht blijkt bij het schoonmaken van den zijgevel van No. 4 wel ooit, waar het pothuis heeft gestaan. Wij willen dit toch reeds uitgebreid opstel besluiten met de mededeeling, dat de gevels thans onder een pleisterlaag bedolven, uit kleurige roode steen zijn opgetrokken, versierd met strekken en banden van gele steen. Bij een herstelling die aan een der hoeken moest worden uitgevoerd bleek dit. Die pleisterlaag was in 1830 nog niet aanwezig, blijkens een aquarel van WESTERMAN van dat jaar in het Gemeente-archief aanwezig. Ook komen daarop nog de 'oorspronkelijke ramen voor wat bij eventueele restauratie van bijzondere beteekenis is. C. Visser.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1927 | | pagina 10