tijd behoefde. Ons stadhuisje toch bevatte slechts een beganegrondverdieping en heeft
geen grooter oppervlakte dan ongeveer 90 vierkante Meter.
Gaaf is het oude pand geenszins meer, integendeel, veel is er aan veranderd in
den loop der eeuwen. Het steile dak werd voorheen geflankeerd door twee hoektorentjes
waarvan de uitkraging nog te zien is. De achtergevel is nog van trappen voorzien.
De tweeledige vensteropeningen in de beide eindgevels zijn dichtgemetseld, zij waren
van baksteen en voorloopers van de latere kruiskozijnen. Een „muizentand"-lijst siert nog
den voorgevelin den zijgevel zijn verschillende vensters op willekeurige wijze ingebroken.
Een vlak tegen het gebouw geplaatste vuilnisbak doet aan het weinig aanzienlijk
aspect van het gebouwtje zeer veel afbreuk.
Treedt men het gebouwtje binnen, vergeefs zoekt men naar iets, dat aan het
oorspronkelijk gebruik zou kunnen herinneren. De plaats waar eens de zusters van
ST. CATHERINE hun vroom en stil bestaan leidden, dient sedert tientallen van jaren
tot woning voor een bescheiden gezin en tot stal voor eenige geiten en kalveren.
Wie dit ziet prevelt onwillekeurig „Sic transit gloria mundi".
Maar de ingewijde zegt er onmiddellijk achteraan: „Per aspera ad astra!" want
al zal men er niet in kunnen slagen het oude gebouwtje de vroegere glorie terug te
geven, betere tijden zijn er voor aangebroken. Door lijden tot verblijden. De gemeente
Elburg toch behoeft een, zij het al bescheiden, plaatselijk museum en pleegt thans met
de Vereeniging „Hendrick de Keyser" overleg om dit eerbiedwaardig cultuurmonumentje
daarvoor in te richten. Nadat de ontsierende vuilnisbak zal zijn verwijderd, nadat de
muren zijn hersteld en de dichtgemetselde ramen- weder geopend zullen zijn en het
thans zoo onooglijke interieur flink zal zijn onderhanden genomen, laat zich kwalijk
een betere bestemming voor het oude gebouw denken. Cv VISSER.
t. Pieter, vroeger eene zelfstandige Gemeente en thans bij Maastricht ingelijfd, geldt
niet alleen als een der schilderachtigste oorden van ons vaderland, maar is daaren
boven rijk aan geschied- en oudheidkundige gegevens.
Wanneer men Maastricht verlaat, langs de zoogenaamde poort „Waarachtig" en
zijn weg vervolgt langs de St. Pieterskade, betreedt men het gebied van St. Pieter.
Het eerste wat ons oog ontwaart is een onbeduidend bedehuisje, door een muur
omgeven. Daar ter plaatse lag oudtijds de parochiekerk van St. Pieter. In die kerk
werd in 696 begraven de H. LAMBERTUS, voorlaatste bisschop. Zijn lichaam bleef
daar berusten tot het jaar 709, tijdstip waarop het door zijn opvolger, plechtig werd
overgebracht naar Luik. In diezelfde kerk berustte ook eertijds in steenen doodkisten
het gebeente der ouders van ST. LAMBERTUS, de graaf APER en zijne gemalin
HERISPLINDIS. In 1624 werd bovengenoemde kerk, door Hollandsche troepen,' in
garnizoen te Maastricht, in brand gestoken. Kort daarna verrees terzelfder plaatse
eene nieuwe kerk, die in 1748, bij de komst der Fransche troepen, door den militairen
bevelhebber van Maastricht, tot den grond toe werd afgebroken. Zij werd na dien
tijd niet meer herbouwd. Ter herinnering aan haar bestaan richtte men terzelfder plaatse
eene kleine kapel op, toegewijd aan ST. LAMBERTUS, die op hare beurt, bij den aanleg
van het kanaal Luik—Maastricht, verwijderd werd. Het bedehuisjes dat men thans
aanschouwt is klein en onbeduidend en dient enkel ter herinnering der nagedachtenis
van ST. LAMBERTUS.
Iets verder, aan den weg, ligt eene woning, of landhuis, „In den Wijngaard"
SINT PIETER BIJ MAASTRICHT.