stelt zich op het standpunt dat geen besluit wordt genomen voor onder de oogen is
gezien of met behoud van het water iets goeds is te bereiken en dit niet alleen op
historische gronden. In zijn adres bracht het Bestuur tevens naar voren den vroegeren
en thans verdwenen waterloop van het Rokin naar het Damrak, waardoor niet alleen
het Rokin doch ook het Damrak vervuild is. Indien de waterverontreiniging van het
Damrak gaat toenemen kan daar wel eens een tweede Rokinzaak ontstaan.
Einde Juli 1926. De Secretaris.
p 13 Augustus 1923 werd het Drentsche dorpje Dwingeloo door een zwaren
brand geteisterd. Toen n.1. werd de toren, een magnifique oud bouwwerk, door
zijn peervormige spits iets heel ongewoons, een prooi der vlammen.
In een minimum van tijd had een op een kleine keuterij uitgebroken brand
zoodanig om zich heen gegrepen, dat de oude kerk, met haar mooie deels ver
weerde muren, fraaie vensters, met haar sierlijke bogen en gewelven binnenin, niet
meer kon worden gespaard. Men zegt dat een luikje in den toren opengestaan heeft,
dat daardoor een vonk van een der brandende boerehoeven met den wind meegevoerd,
naar binnen is gewaaid en aldus den brand in de kerk gesticht heeft. Hoe het ook
zij, de toren brandde het eerst. Vrij lang duurde het, voor de kerk werd aangegrepen,
maar toen de toren op het kerkgebouw neerstortte was van afweren van den brand
geen sprake meer en was alles weldra een vuurzee. Slechts de muren van het oude
bouwwerk bleven ten deele in zeer zwaar gehavenden toestand staan.
Door de eigenaardige peervormige torenspits was de Dwingeloƫrtoren (met
uitzondering van den toren te Deinum, Fr.) eenig in den lande. Uitwendig was het
waarschijnlijk uit de vijftiende eeuw (1492) dateerende kerkgebouw in vrij goeden
staat. Het muurwerk was ongeschonden en de contreforts bestonden nog alle. In
tegenstelling met de meeste Drentsche kerken was het dak der Ned. Herv. Kerk te
Dwingeloo niet met pannen, maar met leien gedekt. Bijzonder sierlijk was de peer
vormige spits. Het raam boven den toreningang had glas-in-lood. In de overige ramen
waren de geschilderde ruiten, tegelijk met een groot getal met wapens gesierde graf
zerken in het laatst der 18e eeuw uitgebroken en vernield. De gewelven in het
polygonekoor waren nog ongeschonden, de ribben rustten op gebeitelde kraagsteenen,
waarop koppen van geestelijke en wereldlijke personen uitgehouwen waren en de
wapenschilden die zij vasthielden waren glad gemaakt. Ongeveer in het midden van
de Noordzijde van het schip der kerk stond een uitbouw, ongeveer 4X3 Meter, die
oudtijds een kapel geweest was en, blijkens aanduidingen in de muren en in den grond
gevonden overblijfselen van muren, zich vroeger' nog iets verder in de richting van
het koor uitstrekte. Dat was de kapel van Batinghe, de groote havezathe, onmiddellijk
bij Dwingeloo gelegen, die in 1832 afgebroken werd. Havezathe of havesaat was in
Drenthe vroeger het riddermatig goed, waarvan de ridder of edele bij de ridderschap
beschreven was, waardoor hij verschuldigde rechten kreeg. Zoo had men b.v. in 1698
in Drenthe de volgende havezathen: de Klencke, Echten, Ansen, Rhebruggen, de
Havixhorst, Oldengaerden, Batinge, Entinge, het Huis te Ruinen of Oldenhoff, het
Huis te Peize, Mensinge bij Roden, de Helle, Oosterbroek, het Huis te Eelde (later
Vennebroek), Ter Borgh, Westrup, Vleddinge (later Laarwoud) en Dunninge.
De gewelven uit het schip der kerk waren verdwenen. In 1630 n.1. was de toren
DE NED. HERV. KERK TE DWINGELOO.