op die plaats een ander huis bezeten heeft, mogen wij wel aannemen, dat hier hetzelfde
pand bedoeld is, waarover in dit artikel aldoor sprake is geweest. Hoe het nu mogelijk
is, dat WlTTE, die in 1640 dit huis verkocht, alweer in 1654 iemand machtigen kon
het wederom te verkoopen, is een kwestie, welke hier niet uitgemaakt behoeft te
worden. Maar uit het feit zelf blijkt ten minste dit zeker, dat hij nog in 1654, dus
acht jaar na zijn verheffing tot ridder in de orde van St. Michel, zekere rechten op
dit huis kon doen gelden, waarom het niet meer zoo wonderlijk lijkt, dat die gevelsteen
erin werd aangebracht. Mijn eenige hoop is nu, dat er bij de restauratie jaartallen
voor den dag komen.
Na het Naschrift van den schrijver een Bijschrift. Uit den Briel kwam bericht dat
de eigenaar van het afgebeelde huis een bouwaanvraag had ingediend voor den bouw
van een nieuw huis, automatisch in zich sluitende de afbraak van 'toude. Heemschut's
Secretaris ging erheen. Het werk was al aanbesteed. Een plaatselijk architect die van
een opdracht afstand moest doen, een Gemeentebestuur dat niet bij verordening bevoegd
was het euvel te keeren, een eigenaar die het huis in den duren tijd gekocht had en
bepaald op die plek en in een modern huis wilde wonen! De boven-schrijver spreekt
van de mogelijkheid om van een vlieg een adelaar te maken (in 't Noorden zeggen
ze dat krachtiger, duidelijker), maar dit was meer dan 'n vlieg. Aquila non captat muscas.
Het is altijd pleizierig wanneer niet alles op één troef is gezet, oftewel wanneer
men op cameleontische wijze van functionaat veranderen kan door bestuurslid van meer
dan één vereeniging te zijn. Moed, beleid en scherp gereedschap onderwezen ons de
leerjaren en zoo geschiedde het dat na onderhandeling en na een vergaderingsbesluit
twee dagen daarna het huis eigendom werd van de Vereeniging Hendrick de Keyser.
De gevel. De archivaris schrijft daar geen verstand van te hebben. Dat is jammer,
want er bestaat voor de architectuurgeschiedenis geen beter leerboek dan de gevels
der huizen. Gelijk men de menschen, hoe ze zich ook tooien en restaureeren wel
ongeveer op leeftijd schatten kan, zoo is het met de huizen. Enkelen zijn buitengemeen
verstandig, eerlijker dan de menschen en dragen het geboortejaar op 't aangezicht. De
meesten echter niet en dan is er maar één goed recept, men kijkt ze heel onbescheiden
aan en taxeert: zestienhonderd, zestien-tien, zestien-twintig, zestien-dertig, ho. Ziezoo
dan zijn we geen vijf jaar mis net als bij die lieve juffrouw tegenover ons in den trein.
Teri spijt van alle schriftgeleerden had RUSKIN gelijk, toen hij schreef (The Stones of
Venice I, 43) dat hij „one document more" vergeleken had, „the masonry of the palace
itself." Inderdaad, de steenen moeten spreken en dan zullen de archieven het woord
bevestigen. De gevelsteen er staat op PERFER ET OBDVR en de engelen
kopjes zijn er ongetwijfeld niet later aangebracht. Zou 't onmogelijk zijn dat admiraal
Vechtgraag in 1627 een oud huis voor afbraak kocht en nieuw liet opbouwen?
Wat er met 't huis gebeuren gaat? Eerst van binnen een beetje opknappen opdat
het verhuurbaar is en dan 't volgend jaar of wanneer er geld voor is den gevel
schoonmaken en repareeren. Deze staat wel wat voorover, doch daar is geen direct
gevaar aan verbonden. Trouwens, het kan als bekend verondersteld worden dat er
voor oude gebouwen om 't zoo maar uit te drukken, een afzonderlijke voorzienigheid
bestaat, de kracht der gewoonte. Een moerbalk die drie honderd jaar op één plek
gezeten heeft valt niet, al is de kop verrot. Een oude gevel kan alle mechanica ten
spijt veilig het dubbele van zijn dikte voorover staan zonder te vallen.
A. A. K.