dat Goddank nog niet tot een afdeeling dier menschenkasten behoort waarop de roover uit het Arabische sprookje van Ali-Baba ter onderscheiding met krijt een kruisje op den deurpost moest teekenen een levend wezen is, dat spreekt en getuigt, een ziel bezit. Dat heeft, indien ge in een kleine stad of dorp geboren zijt of langen tijd gewoond hebt, bij het terugzien uw huis. Veel meer nog een huis, dat getuige is geweest van vroegere eeuwen en van een geslacht, dat lang vóór ons gehoopt, gebeden en gestreden, waarachtig geleefd heeft. Nu zie ik best kans om op een Zaterdagavond-markt ergens in een groote stad slechte cigaretten aan den man te brengen. Ik kan nog al praten. Maar om op een dorp of in een kleine stad de goeie, beste, brave menschen het afbreken van een geveltje uit hun kersepit te redeneeren, neen, daartoe verklaar in mij onmachtig. Het is vaak, zou een Heilssoldaat zeggen, een te ijle stof om vast te grijpen. Want ze zijn het erg met je eens, maar het is toch gezelliger wonen in een modern huis, en wie vermag dat tegen te spreken, vooral als een vrouwelijke meening erachter zitWaarom het maar gelukkig is, dat er bouwverordeningen zijn, nog gelukkiger wanneer daarin lieden zitten die buiten en boven de partijen staan en oog en gevoel hebben voor stedeschoon, en het allergelukkigst dat er vereenigingen bestaan als „Heemschut" en „Hendrick de Keyser", die niet alleen uit den nood kunnen helpen, maar ook vermogen te contröleeren. Want ook in dat mooi-vinden is een mode en soms wordt, zij het ter goeder trouw, van een vlieg een adelaar gemaakt. Ik sla nu maar over, wat ik op gemoedelijke wijze gedaan heb, om toch dit geveltje te bewaren. Heel veel bijzonders kon dit niet zijn. Immers ik begon al met te belijden, dat ik een leek ben in die dingen. Waarom ik liever den aarzelaar op historisch gebied lokte. En juist bij dit gebouw had ik daartoe een kans, omdat naar men wil deze woning eenmaal het eigendom geweest zou zijn van den vice-admiraal WlTTE CORNELISZ. DE WiTH, u weet wel, de boerenjongen uit Voorne, die, omdat zijn ouders Doopsgezind waren, met zijn Brielsche schoolmakkers niet vechten mocht, en toen hem dit verveelde zich naar den Nieuwenhoornschen dominee LEO begaf en zich door het water des Heiligen Doops liet opnemen in de Gereformeerde Kerk, wier leden, als zij in die dagen maar even hun neus buiten het Nauw van Calais staken, het dadelijk te kwaad kregen met de Duinkerker kapers en verder met Spanjaarden, Engelschen en Fransozen, dus heelemaal niet yoor nationale ontwapening konden zijn. Aanleiding tot het vermoeden, dat we hier met een der woningen te maken hebben, waarin bij zijn niet veel voorkomende rustpoozen op het land, de vermaarde admiraal, Dubbel Wit heeft gewoond die in 1658 voor Elseneur stervend maar „nöoit verwonnen" van zijn zinkend schip gedragen werd, wordt gegeven door den gevelsteen, op onze afbeelding duidelijk waarneembaar. Die gevelsteen stelt den strijd voor tusschen Sint-Michaël en den duivel, en die voorstelling komt ook voor op de Fransche ridderorde St. Michel, in welke orde WlTTE CORNELISZ. DE WiTH door den Franschen koning den 22 November 1646 opgenomen is, naar aanleiding van den val van Duinkerken, waartoe de zeemacht van onzen staat meegewerkt had. Nu weet ik .niet zeker, of deze gevelsteen de juiste afbeelding is van gemelde ridderorde. Vrij gemakkelijk kan de lezer zelf beide afbeeldingen met elkaar vergelijken, want haast geen portret van Dubbel Wit, of ge ziet die ridderorde op z'n borst hangen. Inzonderheid verwijs ik naar zijn portret in de Jonge's Geschiedenis van het Nederl. Zeewezen 2e druk le deel tegenover pag. 510. Er zijn enkele afwijkingen (b.v. de houding van het schild) maar in hoofdzaak komt het op hetzelfde neer. Daar zijn ook een drietal koppen in den gevel aangebracht, twee van een vrouw,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1925 | | pagina 3