kamer van voorlichting zou ik haar liever willen noemen, die immers, waar de nieuwe
dingen moeten komen, raad verstrekken wil, opdat ze tegelijk ook zoo schoon mogelijk
worden mogen, zoodat b.v. niet één gevel of torentje een gansche straat reddeloos
bederft. Wij leeren wel berusten in het onafwendbare dat de tijd brengt en, liever
dan onze krachten uit te putten in toch onvruchtbaar verzet, sparen wij ze om uit
den brand der verwoesting te redden wat althans kans op gered te worden biedt.
Doch zoo zeker als wij het verstand niet afzweren, zoo zeker bewegen ons sterke
en hevige gevoelens. Uit gevoel zijn leed en ergernis over oude stadsschoonheid, door
brutale reclame bot en nuchter bedorven, of door suffende achteloosheid tot het bitter
einde verwaarloosd. Onze geschiedenis gewaagt van een verwaarloosd Formosa en
Ceylon en Brazilië, het heden getuigt al te vaak in gewijzigden zin van een verwaar
loosd Nederland. Wanneer gij de kale velden ziet, 'waaruit her en der nog een
vereenzaamde boom verrijst en roode paaltjes de plek der te bouwen huisjes aanduiden
en wanneer gij dan denkt aan den schemer, den lichtval door de bladeren, de stille
statigheid en de heilige glorie van het woud, dat hier kortgeleden stond en ruischte
en oneindige verkwikking bood aan wie op zijn gewijden grond wandelden ja dan
is uw weemoed zaak van gevoel. En daarover laat zich moeielijk redeneeren. „Bij
ons op de werf hebben wij ze dikker", zegt misschien iemand van de boomen der
Middachter Allee. Een breede, gladde, kaarsrechte, mijlenlange weg, zonder erbarming
of teerheid dwars door de schoonste streek gelegd, vervult den een met trots den ander
met smart. Gelijk het verstand de vraag naar bont en ivoor en vederen eenvoudig
vaststelt, maar het gevoel ons leed lijden en toornen doet bij het bericht, dat alleen
van 1919 tot 1921 in Amerika de pelzen van 96 millioen dieren in den handel ge
komen, van 18881902 in het Kongogebied 280.000 olifanten gedood zijn en de witte
edelreiger in Engelsch Indië, de paradijsvogel in Nieuw-Guinea, de kolibri in Zuid-
Amerika bijna geheel uitgeroeid is.
Uit zulke gevoelens komt onze arbeid voort. Geen ziekelijke behoudzucht drijft
ons. Maar de krachtige overtuiging, dat wij nationale schatten voor het nageslacht
bewaren moeten. In niets kunnen wij dwingen en nimmer ook 'bevelen.' Maar wij
zoeken overleg en beraadslaging en wij vragenverniel niet zoo noodeloos, spaar wat
immers uw plannen niet in den weg staat of wijzig ze een weinig, wanneer daardoor
behouden kan blijven, wat door niets kan vervangen worden of geëvenaard.
Zijn wij voorspoedig? Voor een deel zeker. Wij. verblijden ons over het behoud
van landgoederen als Bantam, Scheijbeek, Velserbeek, maar kunnen toch niet vergeten,
dat er meer zonder genade worden gerooid. Tegenover de vreugde over één molen,
door de zorgen onzer zustervereeniging behouden, staat het verdriet over veel meer
die verloren gaan. Ik voor mij juich dat minnelijk overleg van daareven zeker toe,
maar wij zouden toch verder komen, indien wij ook macht konden oefenen, indien wij
de wet achter ons hadden en de regeering en vooral de openbare meening. Nu staan
wij tegenover groot kwaad krachteloos. De pogingen onzer ijverigste vrienden hebben
den Pietersberg niet kunnen redden, waarvan de vernieling een nationale schande zal
blijven tot in lengte van dagen. De pracht van Hollands duinzoom
„O zoom des duins! die d'eigenaardigheden
Eens wilden wouds, door wilder zee bestreden
Aan weelde huwt, als slechts dit westersch Eden ons biedt."
slinkt weg met den dag. Van de in de laatste jaren verdwenen bosschen hebben
wij onlangs eene verbijsterende lijst onder oogen gehad.