KERK TE SPAARNWOUDE. Nederland heeft nog geen monumentenwet. Zoo is het dan mogelijk, dat iedere bezitter van een oud bouwwerk er eigenlijk mee doet wat hij wil. In het algemeen zal men kunnen verwachten, dat een eigenaar van een oud bouwwerk, gezien de belangstelling allerwegen daarvoor betoond, dit bezit met piëteit zal behandelen. Al ware het alleen om het te bewaren als studiemateriaal voor wie er thans en in de toekomst belang in mocht stellen, al ware het alleen als goed Nederlander voor het behoud van de schoonheid van stad en land. Te meer zou men verwachten, dat bij een openbaar bestuurscollege een monument in veilige handen was. Immers meermalen wordt een bouwwerk gered door het te brengen in handen van een zoodanig college. Onder zulk een openbaar bestuur, welk begrip nogal rekbaar is, zal men toch zeker behalve het Rijk, de Provinciën, Gemeenten, Polderbesturen en dergelijken ook de Kerkbesturen moeten rekenen. In schril contrast met velen dezer Besturen, welke voor hun bezit, het erfdeel hunner vaderen, zeer veel liefde gevoelen, gebeurt er ook nog wel eens iets anders. Een merkwaardig voorbeeld daarvan vormt het kerkje van Spaarnwoude. Dit kerkje, kerkelijk ressorteerende onder de Nederduitsche Hervormde Gemeente van Spaarndam en gelegen binnen de gemeente Haar- lemmerliede en Spaarnwoude, kan men uit den trein, tusschen Halfweg en Haarlem, noordelijk van de spoorbaan zien. Men komt er langs wanneer men per rijwiel van Amsterdam of Halfweg naar Spaarndam gaat. Het kerkje wordt blijkbaar sedert lang niet meer voor den kerkdienst gebruikt omdat de bevolking daar in de omgeving overwegend Roomsch-Katholiek is en de enkele Protestanten naar Spaarndam ter kerk gaan. In het in 1895 verschenen deel van het boek Noord-Hollandsche Oudheden van WEISSMAN en VAN ARKEL en de van Rijkswege gepubliceerde inventarisatie van monumenten van geschiedenis en kunst verschenen in 1921 worden het kerkje met zijn interieur en merkwaardigheden beschreven. Het eerstgenoemde boek vermeldt, dat de predikstoel en de banken zijn van eikenhout en in eenvoudige 18e eeuwsche vormen uitgevoerd en deelt mede, dat behalve vele grafzerken een wandbord met klinkdicht aanwezig was. Als aanwezig koperwerk wordt genoemd „een predikstoellezenaar, zandlooperhouder en doopbekken". Het tweede boek, de publicatie der Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, vermeldt ook de grafzerken, een achttiend' eeuwsch doophek en kerkbanken en ook het gedenkbord van 1765. Wie met deze boeken in de hand denkt iets te weten, komt bedrogen uit. Het ziet er daar lichtelijk anders uit! Tot voor korten tijd een ware woestenij, nu van buiten gezien weer knap. Waarschijnlijk door gebrek aan geldmiddelen had men het kerkje zoodanig doen verwaarloozen, dat er geen ruit meer heel was en het geweldig lekte en inregende. Het kerkmeubilair was verrot en vergaan, het koperwerk verdwenen. Nu is de kerk ruimte in gebruik als schildersatelierHet goede is daarbij dat nu het gebouw waterdicht is gemaakt en voor verder verval behoed. Het euvel dat zooveel verloren ging is niet meer te herstellen. Alleen het klinkdicht in een lijst en de kap van de preekstoel zijn nog aanwezig. De Gemeente Spaarnwoude en Haarlemmerliede heeft als eigenares van den toren plannen tot herstel voorloopig van het inwendige later wellicht van het uitwendige van den toren.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1925 | | pagina 8